– Huijg van der Grind had bij zijn desertie hoofdelijk nummer 114 en krijgt bij terugkomst nummer 903. Zie voor volledige teksten en signalement het file van Huijg van der Grind.
– Pieter Thieleman had bij zijn desertie hoofdelijk nummer 119 en krijgt bij terugkomst nummer 901. Zie voor volledige teksten en signalement het file van Pieter Thieleman.
De eerste vier rekwestschrijvers zijn:
– Jacques Passoir, aankomst 3 november 1822 uit Brussel, krijgt hoofdelijk nummer 196, deserteert 24 april 1823, adjunctdirecteur Hoff schrijft over hem op 12 juli 1823, invnr 66, dat ‘J. Passoir is meestal een traage arbeider geweest, maar ook gedurig met het meest gemakkelijke werk begunstigd geworden, om dat men veel goedwilligheid in hem bespeurde’, hij wordt weer binnengebracht 12 november 1823 uit Brussel, krijgt hoofdelijk nummer 1217 dat later wordt veranderd in 1041, deserteert opnieuw 10 maart 1825. Wordt later nog een keer opgenomen en krijgt dan nummer B 1301. Zie het file van Jacques Passoir.
– Catharina Thibaut, aankomst 24 maart 1823 uit t gesticht van Brussel, krijgt hoofdelijk nummer 629, deserteert 21 april 1823, adjunctdirecteur Hoff schrijft over hem op 12 juli 1823, invnr 66: ‘Catherien Thibaut was te korte tijd hier, dan dat zij zich ten rechten over haar aangedane behandeling durfde te beklagen; daar dezelve gedurende 4 weeken toereikende verdiensten heeft gehad.’ Wordt weer binnengebracht 12 november 1823 door t gesticht van Brussel en krijgt hoofdelijk nummer 1216. Ze deserteert opnieuw 25 juni 1824. Keert daarna niet meer terug. Zie het file van Catharina Thibaut.
– Felix Poels, aankomst 3 november 1822 uit Brussel, krijgt hoofdelijk nummer 176, deserteert 9 april 1823, adjunctdirecteur Hoff schrijft over hem op 12 juli 1823, invnr 66, dat ‘Poels, meestal aanzienlijke verdiensten gehad hebbende, in de gelegenheid is geweest, om ten overvloede voor zijne eetlust te zorgen’, wordt weer binnengebracht 15 november 1823, krijgt dan hoofdelijk nummer 1225. Over hem wordt ook nog gecorrespondeerd 24 mei 1823, brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie, invnr 65, en 22 augustus 1823, een Franstalige brief van adjunctdirecteur Hoff die is gevoegd bij een brief van de Permanente Commissie aan de minister van Binnenlandse Zaken, invnr 354. Zie het file van Felix Poels.
– Jean Pierre Francois Reymenants, aankomst 3 november 1822. krijgt hoofdelijk nummer 188, deserteert 9 april 1823, adjunctdirecteur Hoff schrijft over hem op 12 juli 1823, invnr 66, dat ‘Reimenants een onverbeterlijke faineant, uit de reserve, zoo te zeggen, heeft moeten worden onderhouden’.
Later volgt meer correspondentie:
– ‘renseignement over het gehouden gedrag van den kolonist Johannes Reijmenants, gedurende deszelfs verblijf in het etablissement de Ommerschans’, door Georg Hoff, gevoegd bij brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 8 maart 1824, invnr 68,
– brief van de administrateur van het armwezen aan de Permanente Commissie dd 22 april 1824, invnr 69,
– brief van de administrateur van het armenwezen aan de Permanente Commissie dd 27 augustus 1824, invnr 70,
– brief van de Permanente Commissie aan de Administrateur van het Armenwezen dd 14 september 1824, invnr 355.
Reymenants wordt weer binnengebracht 18 november 1824 en krijgt dan hoofdelijk nummer 659
Daarna komt hij voor op de lijst van invalide bedelaars aan de Ommerschans, gemaakt door Douwe van Steenwijk en gevoegd bij een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 24 december 1824, invnr 71.
Reymenants deserteert voor de laatste keer op 30 juni 1826.