Felix Poels, bedelaar

Felix Poels behoort tot de groep van tachtig personen die op 3 november 1822 op de Ommerschans aankomen vanuit het gesticht van Kameren bij Brussel, het werkhuis van de provincie Zuid-Brabant, wier aankomst wordt genoemd op pagina 103 van De bedelaarskolonie. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.

Felix Poels krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 176. Er is geen signalement van hem opgemaakt.

Felix Poels deserteert 9 april 1823.

Op 24 mei 1823 schrijft directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 65):
De Permanente Kommissie heb ik de eer hier nevens te retourneren, de in hare handen gestelde brief des Heeren Gouverneurs van Zuid Braband, met de bijlage, mij bij missive van den 15e dezer no.55/5 geworden; ik heb gemeend daarop niet beter te kunnen berigten, dan door het hier nevens gaande kopie des brief van den Heer Adjunkt Direkteur von Hoff.
Bijgaande brief was er niet, maar volgens bijschrift zou het gaan over klachten van de bedelaar Felix Poels.

Vervolgens is Felix Poels een van de vier eerste rekwestschrijvers, genoemd in De bedelaarskolonie blz 186-187.

Naar aanleiding daarvan schrijft adjunctdirecteur Hoff op 12 juli 1823 over hem (Drents Archief, toegang 0186, invnr 66) dat:
‘Poels, meestal aanzienlijke verdiensten gehad hebbende, in de gelegenheid is geweest, om ten overvloede voor zijne eetlust te zorgen’

De Permanente Commissie komt er nog eens op terug dd 22 augustus 1823 in een brief aan de minister van Binnen­landse Zaken(Drents Archief, toegang 0186, invnr 354):

Wat nu ons advys omtrent Felix Poels betreft, zoo zouden wij meenen dat het alleszins gepast en ten voorbeelde van anderen alleszins nuttig zoude zijn, dat hij naar de Ommerschans terug gevoerd wierd.

Bijgevoegd is een brief van adjunctdirecteur Hoff die deels over Felix Poels gaat:

Voila l’example que Felix Poels a cité pour prouver que payr les moindre fautes on etait regalé distraitements les plus durs. Pour ce qu’il dit des travaux aux quels les colonis sont tenus, il n’y a rien a redize.
D’apres les reglements de la colonie tout colons doit gagné la vie per les travaux, soit de fabriqué, soit de labourage. Les derniers sont les plus avantageus, pour les colons et Felix Poels bon ouvrier à beaucoup gagné avec. Par cette raison sa position a été une de plus avantagemense; ayant toujours assez sur gagné, pour acheter ses vrines(?) au dessus de la portion indinaire, la quelle quelque plus que sufficante pour la nouritaire d’un homme ne sauviet cependant pas être exquise en sur abondante, ou qu’elle ne coutoit alors au colons que 4½ cents par juni, devant être reglé d’apres les moyens de ceux qui par manque de forces ne sauvoient pas payer plus que cela.
Pour les reguer de las saisons à la quelle Poels pretend que les colons sient continuellement exposé, il est clair que tout caltevateur doit être habitué a ne pas quitter le travail pour une bourasque qui survient.

Felix Poels wordt opnieuw binnengebracht 15 november 1823 vanuit Brussel en krijgt in het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 1225. Volgens die inschrijving is hij geboren in 1775 te Brussel, als zoon van een onbekende vader en C.M. van Helsen, en heeft hij het laatst gewoond in hetzelfde Brussel.
Felix Poels is vijf voet en vijf duim lang, hij heeft een smal en bleek aangezicht en een rond voorhoofd, bruine ogen, een spitse neus, een smalle kin, bruin haar en geen bijzondere kenmerken.

Bij zijn inschrijving is aangetekend ’14 januari 1824 vermist en op dato terug’.

Felix Poels overlijdt 4 mei 1824.