Op 3 juni 1823, invnr 65, komt Johannes van den Bosch met nieuwe bijsturingen. Zo wil hij een smederij op de Ommerschans en een aparte overeenkomst voor invaliden. En hij is boos dat er mensen naar het bedelaarsgesticht gebracht worden die nooit gebedeld hebben.
Frederiksoord den 3 juny 1823
WelEdele Heeren!
Ik heb de eer UWelEd: ten aanzien der volgende punten te proponeren zodanig besluiten te nemen als de aard der zaken UL zal schijnen te vorderen.
1. Uit Groningen is ons toegezonden een aantal menschen als bedelaars die geenzints in die termen vallen, gelijk blijkt
a. uit hunne eenparige verklaring.
b. uit den brief van den Gouverneur aan de Minister van Binnenlandsche Zaken geschreven.
Het is een schreeuwende onrechtvaardigheid die menschen welke op eene aanvrage wie genegen was naar de vrije kolonien der Maatschappij te vertrekken, zich vrijwillig hebben aangegeven, met vrouw en kinderen, naar de Ommerschans te transporteren, en dezelve aldaar in gedetineerd te houden.
Ik stel voor de Gouverneur van Groningen te informeren dat het met den aard onzer instellingen strijd, zodanige menschen in onze instituten te houden, en dat wij derhalve proponeren hun in de overige kolonien over te brengen tegen betaling van ƒ25- per hoofd, daar thans ƒ35- per hoofd betaald moet worden.
Men zou dan tevens kunnen zien in hoe verre het mogelijk was de invalides bij huisgezinnen te plaatsen en mogt dit onverhoopt niet kunnen geschieden, aan de Gouverneur na deze maatregel proponeren kunnen, daar het eene onverdiende hard zij zoude die menschen naar Hoorn te transporteren.
2. Ook is met het zelfde transport naar de Ommerschans gezonden een man, (ruimte opengelaten) genaamt, voorzien van een binnenlandsche paspoort die hier nevens gaat. De man heeft niet alleen niet gebedeeld, maar vrouw en kinderen te Groningen, is door de schout van Winschoten die hij om een nagt verblijf vroeg daar er geen plaats meer was in de herberg, opgevat, naar Groningen gezonden, en van daar met het transport bedelaars geexpedieert.
Ik stel voor aan de Gouverneur te proponeren van deze man te ontslaan, en naar zijn familje terug te zenden, daar hij in het geheel niet tot de klasse der bedelaars behoort. Het schijnt dat het in de provintie Groningen vrij despotiek toegaat.
3. De gebouwen door de kolonisten van de Ommerschans gezet zijn voortreffelijk, en met zo veel oeconomie gebouwd dat ik mijn vroeger voorstel om het leveren van houtwerken gemaakt ten dienste der werkzalen uittebesteden, intrek, en mitsdien proponeer die werkzalen geheel door eigen volk te doen bouwen volgens de daar van gemaakte aan de Kommissie ingezondene bepaling en plans.
De Heer von Hof heeft tot dus verre geene der geakkordeerde sommen, zo min binnen als buiten de Schans, overschreden en alles wat door hem vervaardigd is, en word, draagd kenmerken van met eene volkomendheid geachiveerd te zijn, die men vruchteloos van aanbestedingen verwagten zou.
Hier bij kan langs dien weg een disciplinaire arbeid verschaft worden die men buiten de Schans niet aan den arbeid stellen kan.
4. Ik herhale bij deze mijne vroegere voorstel om een smeederij in de Ommerschans te doen bouwen, en zulks aan de Heer von Hof optedragen en daar voor te bepalen voor het gebouw ƒ250- en voor gereedschappen enz. ƒ400-
.
5. Al verder stel ik voor de Minister van Binnenlandsche Zaken opmerkzaam te maken, dat er grote ongelegendheden voortvloeijen uit het wederom terug zenden van invalides, dat wij derhalve proponeren in de Ommerschans zelve een invalides gestigt opterichten, en dat voor ieder daar in geplaatst ƒ45,- zal betaald worden; dat wij als invalides beschouwen alle menschen boven de 60 jaren, alle aan een of beide handen geastropieerdens, alle aan beide benen geastropieerden, alle die zo zwaar gebroken zij, of ligchaamskwalen bezitten dat, doch die echter nog geschiktheid bezitten om zittende arbeid te verrichten, zij geen veldarbeid verrichten kunnen.
Dat wanneer er in het vervolg zodanige menschen in gebragt worden daar van een certificaat zal worden overgelegd en het den Minister als dan zal vrij staan om die terug te doen zenden of tegen ƒ45- in het gestigt te doen blijven, dat echter deze menschen niet begrepen kunnen zijn of worden in het kontrakt van 1200 bedelaars, maar beschouw moeten worden als kostgangers en zulks uithoofde dat de ƒ45- die voor hun betaald word, ook tot hun onderhoud nodig zij, mits dien niet kan worden gebruikt ter afbetaling van rente en aflossing.
6. De doctor die wij thans in het gestigt hebben heeft geen examen afgelegt, maar is anders een geschikt man, die zeer weinig onkosten maakt. Met een ander komen wij zeker niet half zo verre en kost drie maal meer.
Het geneeskundig bestuur der provintie Overijssel vervolgd hem en zal hem den practijk verbieden. Zou het mogelijk zij hem wijkmeester te maken, voorlopende gevallen te houden. Proforma zou men dan doctor Schuurman de opperdirectie in de Schans kunnen opdragen, anders zal het ons handen vol geld kosten, en wij zullen slegt gediend zijn.
De spoedige decisie op de onderscheidene stukken zou mij bijzonder aangenaam zijn. Ik vraag verschoning dezelve niet breeder ontwikkeld, waartoe mij de tijd ontbreekt, te hebben en blijf inmiddels met hoogachting
UWelEd DienstWil. Dienaar
J. van den Bosch
De in punt 6 bedoelde dokter is Lipholt, zie hier. Op de achterkant van de brief heeft de permanente commissie genoteerd dat ze ‘bedenkingen’ heeft bij de punten 1, 2 en 5, maar akkoord gaat met de punten 3, 4 en 6.
De bij punt 2 weggelaten naam is Jan Teuns, zie hier. Johannes zal in zijn volgende brief op hem terugkomen. Op
6 juni 1823, ook invnr 65, schrijft hij aan ambtelijk secretaris Ockerse:
Frederiksoord 6 juny 1823
Ik heb mijn waarde vriend bij mijn vorige voorstel van te schrijven aan de Gouverneur van Groningen vergeten de paspoort in te zenden van Jan Teuns, zijnde dit de man die de schout van Winschoten opgevat en ten onrechte naar de Ommerschans opgezonden.
De man namentlijk was op zijne terug reis naar Groningen, kwam in het dorp, kon in de herberg geen logies krijgen daar er wel was, besloot naar de schout te gaan van hem om een logies te verzoeken, werd opgevat, naar Groningen getransporteerd waar hij zonder gehoord te worden met een transport bedelaars, of liever van menschen die zich vrijwillig hadden aangeeven om naar de vrije kolonien gezonden te worden, naar de Ommerschans opgezonden.
De man heeft vrouw en kinderen te Groningen en heeft in zijn leven niet gebedeld, ook daar van niet in het minst het voorkomen.
Reeds is hij ziek.
Hij trekt zich de zaak zo aan dat hij waarschijnlijk sterft.
Zulk een onrecht doet mij gruwen.
Doet u best te maken dat hier over onverwijld geschreven wordt aan de Gouverneur te Groningen, die gemakkelijk zich informeren kan of Jan Teuns gebedelt heeft en geloof mij
TT
VdBosch