Jan Teuns, bedelaar

Jan Teuns wordt met naam genoemd in De bedelaarskolonie blz 162-163.

De naam komt ook voor als Teunis, Teunissen en Tönnis.

Brief binnengekomen 22 april 1823 bij de gouverneur van Groningen (Groninger Archieven, toegang 800, invnr 223), ingekomen stuk I 525, afzender: De schout van de gemeente Winsum, korte inhoud:
Lijst van personen buiten de plaats hunner woning, in de gemeente Winsum bedelende zijnde gevonden.
– (…)
– Jan Tonnis, oud 45 jaren, schoenmaker van beroep, geboren te Groningen, gehuwd, met 2 kinderen, frisch en gezond van ligchaam.

Jan Teuns wordt 28 april 1823 de Ommerschans binnengebracht door de stad Groningen. Hij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 754.

Volgens die inschrijving is hij geboren 17 februari 1778. Jan Teuns is vijf voet, drie palm en drie streep lang, hij heeft een lang aangezicht en een hoog voorhoofd, blauwe ogen, een dikke neus, een ronde kin, blond haar en geen bijzondere kenmerken.

Op 3 juni 1823 schrijft Johannes van den Bosch in een brief aan de Permanente Commissie in Den Haag (Drents Archief, toegang 0186, invnr 65) over een man die is:
‘voorzien van een binnenlandsche paspoort die hier nevens gaat. De man heeft niet alleen niet gebedeeld, maar vrouw en kinderen te Groningen, is door de schout van Winschoten die hij om een nagt verblijf vroeg daar er geen plaats meer was in de herberg, opgevat, naar Groningen gezonden, en van daar met het transport bedelaars geexpe­dieert. Ik stel voor aan de Gouverneur te proponeren van deze man te ontslaan, en naar zijn familje terug te zenden, daar hij in het geheel niet tot de klasse der bedelaars behoort. Het schijnt dat het in de provintie Groningen vrij despotiek toegaat.’

Op 6 juni 1823 schrijft Johannes van den Bosch aan W.A. Ockerse, tweede secretaris van de Maatschappij (Drents Archief, toegang 0186, invnr 65):
Ik heb mijn waarde vriend bij mijn vorige voorstel van te schrijven aan de Gouverneur van Groningen vergeten de paspoort in te zenden van Jan Teuns, zijnde dit de man die de schout van Winschoten opgevat en ten onrechte naar de Ommerschans opgezonden. De man namentlijk was op zijne terug reis naar Groningen, kwam in het dorp, kon in de herberg geen logies krijgen daar er wel was, besloot naar de schout te gaan van hem om een logies te verzoeken, werd opgevat, naar Groningen getransporteerd waar hij zonder gehoord te worden met een transport bedelaars, of liever van menschen die zich vrijwillig hadden aangeeven om naar de vrije kolonien gezonden te worden, naar de Ommerschans opgezonden. De man heeft vrouw en kinderen te Groningen en heeft in zijn leven niet gebedeld, ook daar van niet in het minst het voorkomen. Reeds is hij ziek. Hij trekt zich de zaak zo aan dat hij waarschijnlijk sterft. Zulk een onrecht doet mij gruwen. Doet u best te maken dat hier over onverwijld geschreven wordt aan de Gouverneur te Groningen, die gemakkelijk zich informeren kan of Jan Teuns gebedelt heeft en geloof mij

Ook in Jacob van Lennep, Nederland in den goeden ouden tijd, zijnde het dagboek van hunne reis te voet, per trekschuit en per diligence van Jacob van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp door de Noord-Nederlandsche provinciën in den jaren 1823, verzorgd door M.E.Kluit, Utrecht 1842, komt de onterechte opzending van Teuns ter sprake.

Het levert echter geen vrijlating op en volgens een aantekening in het stamboek is Jan Teuns ‘den 20 augustus 1823 gedeserteerd en op dato terug’.

Jan Teuns behoort tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.

De inschrijving loopt door in het boek gemerkt F en daar is aan het signalement als bijzonder kenmerk toegevoegd ‘gebroken’. Jan Teuns wordt 29 december 1830 ontslagen.