Anthony Felix Simon Swart was voorheen geneesheer op de Ommerschans, zie zijn file bij de employés.
Anthony Felix Simon Swart wordt 20 september 1824 de Ommerschans binnengebracht door de stad Zwolle. Hij krijgt op folio 347 van het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 260. Hij wordt ingeschreven als ‘Antonie Felix Simon Swarts’, er wordt geen signalement van hem opgemaakt.
–
Hij is vergezeld van twee kinderen (NB: een half jaar tevoren schreef hij nog over DRIE kleine kinderen, zie zijn file bij de employés):
– Felix Simon Antonides Swarts krijgt op folio 347 van het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 269. Volgens die inschrijving is hij geboren mei 1814 te ‘Reune in Drenthe’, bedoeld zal zijn Ruinen, als zoon van een onbekende vader (!?) en Aaltje Bartje Noordhuis, en heeft hij het laatst gewoond in hetzelfde ‘Reune’.
Felix Simon Antonides Swarts heeft een rond aangezicht en een hoog voorhoofd, bruine ogen, een ronde kin, lichtbruin haar en geen bijzondere kenmerken.
– Bartha Rosina Swarts krijgt op folio 348 van het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 275. Volgens die inschrijving is zij geboren 26 juni 1820 te ‘Ruine provincie Overijssel’ (!?), als dochter van Antonie Felix Simon Swarts en Alida Barbara Noordhuizen. Er is geen signalement van haar opgemaakt.
–
Anthony Felix Simon Swart overlijdt 4 november 1824 in de bedelaarskolonie, wat wordt aangegeven op 6 november 1824 door de zaalopzieners Jan Wilhelm Muller en Charles Louis Donninger.
Dochter Bartha Rosina Swarts overlijdt 30 mei 1826.
—
De enige overlevende van het gezin is de dan twaalfjarige Felix Simon Antonides Swarts. Zijn inschrijving loopt door in het boek gemerkt F. Daar wordt aan de beschrijving toegevoegd dat zijn gelaatskleur blozend is. Hij wordt 1 april 1829 ontslagen.
Daarmee wordt bedoeld ‘ontslagen uit de bedelaarskolonie’, want hij blijft bij de Maatschappij. Hij wordt tussen de wezen in het kindergesticht geplaatst, en krijgt het weesnummer 1883. Van daar gaat hij naar het ‘het instituut van landbouwkundige opvoeding te Wateren’, waar veelbelovende jongeren uit de koloniën (vooral Veenhuizen) een landbouwkundige vervolgopleiding krijgen, De proefkolonie blz 308.
Hij komt voor met kwekelingennummer 70 op folio 7 van invnr 1584.
–
Bij een onderzoek dat in 1841 is gedaan naar wat er van de kwekelingen terecht is gekomen en dat zich bevindt in invnr 1611, wordt vermeld dat hij 1835 het instituut heeft verlaten, dat hij vandaar ‘koopmansbediende te Ruinen’ is geworden en later ‘zelf koopman is geworden’. Volgens de site van Albert Luten
‘moest hij met een marsie (dit is een mandje op de rug) de boer op om borstels en dergelijke te verkopen. Toen hij zo’n 30 jaar was vond hij het welletjes. Hij kocht achter op de Ruinerweide een stukje grond, bouwde er een huisje op en trouwde in 1846. Samen stichtten ze een boerderijtje. Van dit echtpaar stamt de familie Zwart af. De meesten wonen in Ruinen, een aantal in Ruinerwold en verder verspreid over Nederland.
Ook wonen er afstammelingen in Canada en de V.S. Bron: Het geslacht Zwart, door H.J. Mansier, Ruinen.’