Om bedelaarsopvang op de Ommerschans te kunnen realiseren zal een ‘negociatie‘, een geldlening op de kapitaalmarkt via de eigen bankiers nodig zijn. Daarom zendt de permanente commissie op zondag 24 februari 1822, invnr 353, een ‘Missive aan de Heeren Vlaer en Kol te Utrecht, betrekkelijk eene opnieuw te doene negociatie van één ton, en vervolgens van een tweede dito, met toezending ener kopie van het inliggende Koncept Kontrakt door de P.K. met het Gouvernement ter overneming van bedelaars, vondelingen en verlatene kinderen of weezen’:
’s-Hage, 24 februarij 1822
Weledelgeboren Heeren!
Door Zijne Majesteit den Koning benoemd zijnde eene Staats-Kommissie om te onderzoeken de middelen welke zouden kunnen worden aangewend ter verbetering van den staat der behoeftigen in het algemeen en in hoe verre gebruik zoude kunne worden van de middelen deswege door de Permanente Kommissie aangeboden in het bijzonder.
Het is tengevolge van het reeds door die Kommissie terzake uitgebragte rapport noodzakelijk geworden tijdig de middelen te beramen om nog dit jaar aan onze Etablissementen eene groote uitbreiding te geven. Geld is hiertoe een hoofd-vereischte.
Volgens het voorstel der Staats-Kommissie zullen de Kontrakten deswege met het Gouvernement worden gesloten en door Zijne Majesteit worden gesanktioneerd, de benoodigde sommen voor dit en het volgend jaar zullen wellicht twee millioenen guldens beloopen die wij echter alleen successief zouden wenschen te negocieren.
Het is derhalve voor de Permanente Kommissie van belang te mogen weten, binnen hoeveel tijds (bij het presteren van hare zijde aan de gewone voorwaarden) zij over eene zekere Som zoude kunnen disponeren, en binnen welken tijd over een tweede dito, teneinde daarnaar aftemeten, tot welke engagementen zij zich in dezen kan verbinden.
Zij hoopt tevens, dat UwEdGeb in konsideratie nemende de hooge prijs harer effekten ter beurze van Amsterdam, en de uitgebreidheid die hare negociatien staan te verkrijgen, eenen billijke vermindering in de remedie zullen toestaan.
Het hooge belang, dat de Maatschappij van Weldadigheid heeft, om in dezen ter genoegen van het Gouvernement te handelen, en dus nog dit jaar het hoogst mogelijke getal van behoeftigen te vestigen, doet ons wenschen, met de plaatsing voor rekening van bijzondere Korporatien te temporiseren en de loopende Kontrakten voor zoo verre die nog niet definitief gesloten zijn, slecht gedeeltelijk te akkorderen; dan, hiervan zal het gevolg zijn, dat een deel der laatst genegocieerde twee tonnen voor een gedeelte zou dienen uittemaken van de drie tonnen, welke de Kommissie op nieuws en bij provisie wenscht te negocieren, en zulks uit hoofde dat de gronden en wooningen, voor die gelden aangemaakt en gebouwd, zullen geokkupeerd worden door behoeftigen, door het Gouvernement aan te wijzen en daarom de eigendom van hetzelve zullen worden.
Naar ons inzien ligt hierin geene zwarigheid, daar de garantie in alle gevallen dezelfde blijft.
Alleen vinden wij ons enigszins verlegen, om juist het gedeelte van de twee tonnen op te geven, reeds ontvangen, dat een deel van de drie volgende uitmaken zal, daar men onderhandelen moet met de Subkommissien, die personen hebben aangeboden of nog zullen aanbieden te plaatsen, wegens de vermindering, die in het aangeboden getal zal moeten plaatshebben, en dit enigermate dient geschikt te worden naar de convenienten der Subkommissien.
Wij geven derhalve in overweging of de gedane negociatien met de volgende niet als ééne negociatie van vijf ton zou kunnen worden beschouwd, en waarvoor wij de noodige garantie geven zullen, zoo door Kontrakten met bijzondere Korporatien, op den gewonen voet aangegaan, als door Kontrakten met het Gouvernement, onder sanktie van de Koning gesloten.
Het zal ons aangenaam zijn, hierop een spoedig antwoord te ontvangen, daar onze decisie zeer geproseleerd word, en wij welligt belangrijke voorschotten zullen te doen hebben.
Uit dien hoofde dan ook wenschten wij de termijnen van betaling kort gesteld te zien; de laatste althans niet langer dan in Junij aanstaande, daar na dat tijdstip de zaak denkelijk zeer in het groot zal worden doorgezet, ’t geen dus nieuwe negociatien zal noodig doen worden.
Wij hebben gemeend hierbij te moeten voegen een afschrift van het door ons geproponeerde en in substantien reeds goedgekeurde kontrakt, teneinde UwelEdgeb beter in staat te stellen om over … (??) te oordeelen.
Daar wij intusschen niet gaarne in dezen het Gouvernement vooruit wenschten te lopen, verzoeken wij UwelEdgeb dit stuk geheim te houden.
Bijgevoegd is:
Conceptkontrakt overname bedelaars en wezen, 24 februari 1822
Zijne Excellentie, de Minister van Binnenlandsche Zaken, als daartoe geauthoriseerd door Zijne Majesteit den Koning, ter eenre, en de Permanente Kommissie van Weldadigheid, handelende voor en vanwege de Maatschappij van Weldadigheid, ter andere zijde, verklaren overeengekomen te zijn, als volgt:
Artikel 1.
De Permanente Kommissie zal overnemen een aantal bedelaars, benevens een aantal vondelingen en verlatene kinderen of weezen, om dezelven te plaatsen, de eersten in een Bedelaars-Instituut, en de anderen in de vrije kolonien.
Artikel 2.
De Bedelaars, mannen en vrouwen, zullen door ligchaamsgebreken tot den arbeid niet ongeschikt behooren te zijn; de vondelingen en weezen boven de zes jaren oud, en gezond van ligchaam en geest.
Artikel 3.
De Permanente Kommissie zal het regt hebben, van voor den arbeid ongeschikte personen terug te zenden naar zoodanige Etablissementen of plaatsen, als daartoe door of vanwege de Minister van Binnenlandsche Zaken zullen worden aangewezen.
Artikel 4.
Voor een bedelaar, ter vestiging in het Bedelaars-Instituut zal betaald worden f 66.66 en in dat geval voor ieder bedelaar of bedelares, man, vrouw, of kind, waarvoor de opgegevene som betaald wordt, gelijktijdig worden geplaatst één vondeling, wees of verlaten kind, gratis, in de vrije kolonien; en, omgekeerd, indien er voor een vondeling, verlaten wees, of kind, in de vrije kolonien, betaald wordt zes en zestig guldens en zes en zestig centen, zal een Bedelaar gratis in het Bedelaars-Instituut worden overgenomen.
Voor personen, hetzij bedelaar, vondeling of wees alleen, dat is, afzonderlijk gevestigd wordende, zal vijf en dertig guldens per hoofd betaald worden.
Artikel 5.
Voor kinderen beneden de zes jaren, zal veertig guldens per hoofd betaald worden; doch het getal dezer nooit te boven gaan het 1/6 van het geheele getal der over te neme kinderen.
Artikel 6.
De betaling geschiedt op de bij de Maatschappij gebruikelijke wijze, om de zes maanden; de eerste termijn bij de aankomst der personen in de kolonie, de tweede zes maanden later, en zoo vervolgens.
Artikel 7.
De betaling der som, voor welke gekontrakteerd wordt, zal gedurende zestien jaren door de Maatschappij van Weldadigheid genoten worden; na verloop van dat tijdstip zal voor het getal personen, voor welke gekontrakteerd is, niets meer worden tegoed gedaan, maar de Maatschappij gehouden zijn, het opgemelde aantal personen voor het Gouvernement kosteloos te onderhouden.
Artikel 8.
De weezen, vondelingen, of verlatene kinderen, zullen worden gevestigd in huisgezinnen, bestaande uit man en vrouw met één tot hoogstens drie kinderen; acht of desnoods negen kinderen zullen in zoodanig een huisgezin worden ingedeeld, zoodanig, dat hetzelve het getal van dertien personen niet te boven gaat.
Bij iedere woning zullen gevoegd worden vijf morgens gronds, welke zullen worden bearbeid, zoo als voor de reeds bestaande hoeven bij de Maatschappij gebruikelijk is.
De bedelaars zullen gevestigd worden in een bijzonder Instituut, staan onder behoorlijke surveillance, en de beiden seksen op een betamelijke wijze van een gescheiden zijn.
Artikel 9.
De verzorging, zoo der weezen, vondelingen, verlatene kinderen als voor bedelaars, zal in alles gelijk staan met die der gewone koloniale huisgezinnen.
Artikel 10.
De huisverzorgers, bij de weezen te plaatsen, zullen door de Permanente Kommissie worden gekozen, zoo veel mogelijk echter uit de Provincien, welke door Zijne Excellentie de Minister van Binnenlandsche Zaken, zullen worden aangewezen.
Artikel 11.
Zijne Excellentie, de Minister van Binnenlandsche Zaken, behoudt aan zich het regt:
1. Om alle te overlijden personen, benevens alle de zoodanige die, om wat reden ook, aan het getal, voor ’t welk gekontrakteerd wordt, mogten ontbreken, door anderen, op de bij de Maatschappij gebruikelijke voorwaarden te kunnen doen vervangen.
2. Om van bedelaars, voor welke gekontrakteerd wordt, ieder jaar een grooter of kleinder gedeelte te ontslaan, en door anderen te doen vervangen, in welk geval echter twaalf guldens voor de kleeding voor ieder der nieuw aantekomenen betaald zullen worden, zonder meer.
3. Om te allen tijde den staat der Etablissementen, waarin personen vanwege het Gouvernement geplaatst zijn, te doen inspekteren, en de behandeling der personen, daarin geplaatst, te doen konstateren.
Artikel 12.
Gedurende den loop van dit jaar, en wel zoo veel mogelijk in den loop van Junij-Julij en Augustus aanstaande, verbindt zich de Maatschappij te zorgen, dat in hare etablissementen kunnen worden opgenomen van duizend tot vijftienhonderd Bedelaars.
Het aantal Bedelaars, vondelingen en verlatene kinderen, te plaatsen in den Jare 1823, zal nader, en wel voor half Mei aanstaande, worden bepaald.
Zijne Excellentie, den Minister van Binnenlandsche Zaken, verbindt zich, om voor het aantal Bedelaars die half Augustus zullen opgenomen zijn, of kunnen worden, mits het getal van 1,500 niet te boven gaande, de bedongene som te doen betalen.
Artikel 13.
Bij het opzenden van bedelaars, vondelingen of verlaten kinderen, zullen dezelve voorzien zijn van een stamlijst, inhoudend:
1e. hunnen naam, geboorteplaats en ouderdom;
2e. een lijst van kleedingstukken, van welke zij voorzien zijn.
Het transport tot in de kolonien zal geleverd(?) voor gewone nemets(?)-rekening(?), en zullen de kosten daarvan door hetzelve worden gedragen.
Artikel 14.
En teneinde de Permanente Kommissie in staat te stellen tot negociering der benoodigde sommen, garandeert het Gouvernement bij dezen de betaling der bij artikel 4 gestipuleerde sommen, totdat het kapitaal berekend, tegen eene hoofd-som van driehonderd vijftig guldens voor ieder bedelaar of vondeling, wees of verlaten kind, zal zijn afbetaald, welke garantie door de speciale approbatie van Zijne Majesteit den Koning zal worden bekrachtigd. Verbindende zich de Permanente Kommissie van hare zijde te zorgen, dat deze aflossing binnen zestien jaren plaats hebbe.
Net als het concept-contract van 13 februari dat aan prins Frederik gezonden is, zie hier, scheelt ook het bovenstaande met hoe het uiteindelijk geregeld gaat worden. Maar een negociatie op basis van de approbatie van de koning komt er wel.
De reacties van Vlaer en Kol heb ik niet gezien, maar vervolgens gaat er op 4 maart 1822, invn 353, uit een ‘Missive aan de Heeren Vlaer en Kol te Utrecht, ter nadere overeenkomst met hun Ed Geb tot het negocieren van f 300,000:- en verder daaromtrent gegeven berigt.’