maart 1823, bijsturingen

Op 12 maart 1823, invnr 64, in een brief ondertekend met ‘UWEd DWDienaar, J. van den Bosch, In haast’ schrijft Johannes van den Bosch vanuit Frederiksoord: ‘Ik heb de eer hier nevens intezenden het verslag van den staat der Ommer­schans en eenige voorstellen die ter verdere voltooijing van het zelve betrek­kelijk zijn.’

Bijgevoegd zijn twee stukken.

Het andere bijgevoegde stuk staat hier en gaat in op het bouwen van werkloodsen op het middenplein, zodat het hele gebouw voor bewoning gebruikt kan worden, de bouw van een afzonderlijke ziekenzaal en een broodbakkerij, en nog wat kleinere voorstellen.

Het ene staat hieronder en behandelt hij eerst de financiën van de schans ten opzichte van de begroting, dan de zindelijkheid, dan de voeding, de kleding, de gezondheid, de stemming onder de bevolking (met daaronder werkweigeraar Rayé), de veld- en fabriekarbeid, daarna weer de financiële toestand en tenslotte het personeel.

 

Wel Edele Heeren!

Ik ben gisteren van de Ommerschans geretourneerd en heb aldaar agt dagen in de Schans zelve gelogeerd ten einde alles naukeurig te kunnen opnemen en het strekt mij tot een bijzonder genoegen UWelEd: een gunstig verslag te kunnen doen van den staat dier kolonie.

Het vee in de buite kolonie bevind zich in eene zeer gunstige toestand, ossen, koeijen, schapen en paarden waren gezond, goed in het vleesch en voortreffelijk wel onderhouden.

De Spaansche schaapen echter, gelijk ik wel voorzien had, zijn bijna alle gestorven in weerwil van veele en moeite aangewend om die te behouden, het verlies daarvan is gering om dat die grotendeels aan de Maatschappij present gedaan, en uit dien hoofden aangenomen zijn.

De vooraad van circa 10,000 voeder mist was gemaakt en wel van de beste zoort.

De aardappelen zijn volkomen goed geconserveerd, geen hondert schepels derzelver zijn bevroren, en dit alleen heeft nog plaats gehad bij het openen der kuilen in den langdurigen winter, daar er geene kelders bestaan om voor zulk een geruime tijd als de vorst geduurd heeft voorraad opteleggen.

Het winterkoorn stond redelijk, had merkelijk van de vorst geleden, maar word zeer goed overgemist zo dat ik niet geloof dat den oogst daar door vermindert zal zijn.

Met de gronden voor de aardappelteelt was men reeds vrij ver gevordert, de bearbeiding was doelmatig, en goed verricht.

De huizen, schuren en stallingen der bouwlieden waren alle in de beste toestand. De zindelijk­heid was hier zo groot als bij welgestelde boeren in Holland.

Wij mogen ons vleijen dat de 7 eerste hoeven ten behoorlijken tijd zullen bezaaid zijn, met een woord, ik heb niets nog in de inrichting, noch in de uitvoering aangetroffen, dat ik wenschte anders gevonden te hebben.

Op den 1: September was op het Onderdirekteursboek geakkordeerd ƒ 19211,95
Daarop was uitgegaan tot 1 Maart ………………………………………………..   11278,65

Zo dat nog aan te wenden blijft ……………………………………………………..   7941,31

Een som voldoende om de arbeid tot stand te brengen, die op de 7 hoeves verricht moet worden te meer daar onder de uitgaven nog ruim ƒ500:- begrepen zijn, aan de agste hoeve geimpendeert.

Op het Grootboek blijft tegoed ƒ96186,87, dat is de som gevordert om 700 morge gronds tot cultuur te brengen zo dat ook ten deze aanzien niets te wenschen overblijft.

Onder alle de respecten van het Grootboek is er slechts een, dat van Algemene Voorschotten, dat de uitgaven niet bestreeden(?) zal; de oorzaak daarvan is te zoeken:
1: daar in dat de kolonie een paar jaren ten laste van de Maatschappij gelegen heeft na de eerste ontginning.
2: dat op dit respekt ook de uitgaven der Bouwmeesters als anderzins gebragt worden dus eigentlijk de geheele administratie kosten der kolonie, dan daar de bebouwing voor alsnog voor reekening van de Maatschappij geschied zo moeten ook de kosten van administratie later ten lasten van de oogst gebragt worden en wel verre dat dit respekt dan schadelijk staat zal het dan een voordeelig saldo kunnen opleveren.

Op het Grootboek is hetzelve gecrediteerd geweest met …. ƒ 9660
Op primo September was daarop reeds uitgegeven ………….ƒ 7185
Blijft slegts credit ……………………………..ƒ 2475
Tot primo Maart is daar op uitgegeven …………………………….ƒ 1875
Blijft nog credit …………………………………ƒ  600

Debiteerd men nu den volgende oogst voor het volle bedragen, der uitgaven op dit respekt, dan blijft hetzelve onverminderdt, en dat is bellen(?) want ieder oogst behoort de kosten te dragen der producten. – zichbaar had in het geheel beheer van zaken order en spaarzaamheid plaats gevonden, de opgegevene daadzaken strekken daar van ten bewijs.
Eene niet minder voldoende resultaat verschaft den inwendige toestand der inrichting.

Aanvankelijk is het moeijelijk geweest onder de meestal aan liederlijkheid gewone men­schen in het zelve gevestigd, die geest van zindelijkheid en proprieteit in te voeren, welke voor den bloei van het instituut nodig was, en een zeer strenge winter vermeerderde daar van de moeijelijkheid zodanig dat het aan­vankelijk er ver af was dat ten dezen aanzien aan het verlangen der Kommissie kon worden voldaan.

Thans echter blijft ten dezen aanzien weinig te wenschen over. Alle morgens ten agt uren zijn de zalen opgeruimt en de vloeren geveegd, zindelijk met zand gestrooit, kastjes, tafels en banken afgeschropt, met een woord zaal en keukens volkomen in order.

Voor het linnen word geen minder zorg gedragen, gedurende de gehele strenge winter is slegts een zaturdag het linnen niet droog geweest. Anders heeft ieder man zich ieder week verschoont. De zindelijkheid is zo groot dat men geen ongedierte en huidziektens bespeurt.
De voeding is wat de middagkost betreft uitmuntende, alle zijn daarover tevreden.

Ten aanzien van het brood is dit minder het geval, inzonderheid met de menschen uit het zuiden, die aan een grote portie gewoon zijn, en dit gratis ontvangen, terwijl het hier verdient moet worden, dat in een zo strenge winter niet gemakkelijk geweest is, van het aangenome beginsel kan en moet echter mijnes inziens de Maatschappij nimmer afwijken, daar dit juist het sterkste motif tot werkzaamheid opleverd.

Ieder die een middag portie eeten van circa vier ponden ontvangt gelijk gegeven word, leidt geen gebrek en daar deze voor 4 ½ cent gegeven word, is die ook ligtelijk verdient, die meer verlangd moet het zich billijk door nijverheid verschaffen, hier van aftewijken was eene maatregel die het doel der instelling zou doen missen.

De zeer strenge winter en de nieuwheid der inrichting heeft zeker hier omtrent onvoorziene bezwaren opgeleverd; dan in weerwil van dit alles heeft de grootste meerderheid ruim een pond brood daags verdiend, enkele zelf nog beduidende sommen opgelegd en wel ten bedrage van ƒ506.86 ½.
De kleeding over het algemeen valt niet gunstig uit, de stof is zeer aan krimping onderworpen, de verbeteringen door de Kommissie bevolen, worden met kragt doorgezet, en binnen agt dagen zal ook ten deze aanzien in dit gebrek voorzien zijn.

Op het kleedingfonds der kolonisten is ruim ƒ1400 tegoed en het leid geene bedenking of men zal daar door de kolonisten goed en doelmatig in de kleeding kunnen houden. temeer daar op de ƒ15 voor kleeding pperzoon geakkordeert nog circa ƒ3.75 te goed is, en hier voor de man in de zomer een sterke linnenbroek, en een paar klompen zal kunnen worden verschaft.
De staat der gezondheid van de kolonisten is gedurende den geheelen winter zeer gunstig geweest. Thans echter openbare zich eenige voorjaars koortsen.

Het getal zo der zieken in de ziekenzaal als van eenige kwartier zieken bedragen thans 38 perzonen, het welk gemeete de deel gebrekkige en ziekelijke menschen onder dezelve en het saisoen op een aantal van 600 niet als groot kan worde aangemerkt.

Gedurende 6 maanden zijn slechts 6 menschen overleden, een dood gebore kind daaronder gerekend.

De inwoonders in het algemeen zien er thans vrij wel uit. Bij veele begint het bleeke en tanige uitzicht te verdwijnen. Bij de kinderen en aankomelingen vind men de blos der ge­zondheid op de kaken.

De geest der inwoonders is over het algemeen goed, de zuidelijke leggen wel zo veel nijverheid aan de dag als de noordelijke. Daar en tegen zijn de eerste veel bedilzieker en moeijelijker te vreede te stellen, inzonder­heid bij de vrouwen die het gebruik der tong meesterlijk ten dienste staat en dikwerf door een reeks van onvoldoenbare vorderingen lastig worden.

Een onder deze is door geen middel tot arbeid te brengen, nog zacht­heid, nog ge­strengheid, en eeven min door den invloed van de godsdienst, brengt hier veele moeije­lijkheden te weeg. De waardige pastoor van de Dedemsch vaart heeft tot tweemaal toe vruchteloos gepoogd haar het verkeerde en onplichtmatige van haar gedag onder het oog te brengen. Dan zij blijft bij haar Je ne veux pas.

De veldarbeid word door de kolonisten zeer goed verricht. De vrouwen wedeiveren hierin met de mannen.

Veele zoort van fabriekmatige arbeid echter zijn nog merkelijk ten achteren, het weven geschied zeer goed, als mede het wol spinnen, daar in tegens werd het vlas minder goed behandelt als ook kousen breiden.

Door de Heer Brouwer die hier agt dagen met mij vertoefd heeft, zijn des wegens de nodige maatregelen genomen, alles wat niet goed gesponnen word, zal niet worden betaald en ik twijffel geen zins of dit fabrikaat zal ook eerlang aan onze verwachting voldoen.
De fondsen van het binne gesticht staan zeer voordeelig zedert 1: Septemb: tot 1 Maart en dus over zes maanden was
aan veldarbeid verdient …………………….ƒ 4723, 24
aan gewone fabriekmatige arbeid ………ƒ 1161, –
aan buitengewone idem ……………………ƒ 701, 07 ½
aan verschillende verdiensten ……………ƒ 1051, 53 ½
aan administratiekosten waren betaald…ƒ 1720,–
Uitgaven Totaal ………………………ƒ 9356,85

Aan verstrekkingen uit de reserve was betaald … ƒ 666,78 ½
de ontvangst op de reserve hadde bedragen …… ƒ 515, 90 ½

dus meerder uitgegeven …………………..ƒ 150,88
aan voorschotte was betaald …………….ƒ 274,06 ½
TOTAAL ……………………….ƒ 9781,79 ½

Om de juiste uitgaven echter te vinden, wat het onderhoud der kolonisten gedurende 6 maanden bedragen heeft moet hiervan gekort worden het 1/3 der verdiensten door de Maatschappij genoten ten bedrage van …. ƒ 507,71
rest uitgaven ………………..ƒ 9274,28 ½

Het aantal perzonen in de Ommerschans verpleegd heeft, met de van hier door den Raad van Policie naar de Ommerschans verzonden zijn ruim 400 door een gerekend bedragen, en derhalve de kosten voor ieder ƒ 23,18. Daar hier onder voeding, kleeding, bewassen, vuur en licht beneffens dit der administratie gerekent is, en ?? het onderhoud (…)

Ik heb hier bij alleen nog te voegen dat de Maatschappij reden heeft om ten uiterste te vreden te zijn over het gedrag en ijver van de hoofd geemployeer­den, inzonderheid over de Heer adjunctdirecteur von Hoff, wiens onaf­gebro­kene ijver, menschlievend karakter, en doelmatige pogingen genoegzaam uit de opgegeven daadzaken zijn afteleiden.

Ook den onderdirekteur Harlof is met de grootste ijver in de beste uitslag werkzaam in de Schans. Veel draagd hij bij tot de goede order en proprieteit. Ook den onderdirekteur Bosscha, buiten de Schans kweit zich goed van zijn plicht.

De bouwmeesters en zaalop­zieners doen hun plicht. Van Konteren echter en Dresom hebben aanspooring nodig gehad en die ontvan­gen.

De Adjunkt Direkteur der fabrikatie Honing is een kundig en ?alijk man, maar nog niet volkomen bekend met den aard der kolonisten, en de wijze van die te bestieren. Dan ook hieromtrent mag men spoedige verbetering van zijn welwillendheid en gezond verstand verwagten.