Jan Willem Tiele maakt deel uit van het tweede transport Sepp, de bootreis over de Zuiderzee, met aankomst op de Ommerschans dd 23 april 1823, beschreven in De bedelaarskolonie p 151-154 en in de Star van juni 1823 p 490 ev. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.
Hij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 657.
Volgens die inschrijving is hij vier voet en vijf streep lang en heeft hij een langwerpig aangezicht en een plat voorhoofd, zwarte ogen, een spitse neus, een kleine mond, platte kin, lichtbruin haar en geen bijzondere kenmerken.
–
Jan Willem Thiele wordt met naam genoemd in De bedelaarskolonie blz 108. Zonder dat zijn naam valt wordt er over hem verteld op de blz 177-178, want er is een heleboel gedoe over zijn domicilie van onderstand:
—
Bijvoorbeeld op 13 mei 1824 in een brief van de Permanente Commissie aan de Administrateur van het Armenwezen (Drents Archief, toegang 0186, invnr 355):
… hebben wij de eer UWHEdG. hierbij de ingewonnen informatiën mede te deelen aangaande den persoon van Jan Willem Thiele den 23 april 1823 onder N657 in het bedelaars etablissement aan de Ommerschans opgenomen, ten einde hieruit de gemeente, waar hij domicilie van onderstand heeft, te kunnen bepalen.
Jan Willem Thiele meent 13 jaren oud, en te Brielle geboren te zijn; zijn vader, een gewezen fransch kanonnier, en zijne moeder hebben hem, toen hij één jaar oud was, naar Suriname mede genomen, alwaar zijn vader spoedig, en daarna ook zijne moeder, die echter weder hertrouwd was met zekeren Jacobus Elders, overleden zijn; vervolgens is hij met gem. zijnen stiefvader naar het vaderland teruggekeerd, en heeft dien stiefvader zich te Amsterdam nedergezet, alwaar hij thans nog in de Teertuinen, achter de Haarlemmerdijk woonachtig is, en het beroep van modderman uitoefent: de naam van zijnen eigen vader en van zijne moeder zegt hij eindelijk niet te weten.
—
Dat blijft lang doorslepen, op 8 augustus 1824 meldt directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 70):
Ter voldoening aan de nog onbeantwoorde punten der missive van de Permanente Kommissie dd. 30 july N 345 is dienende dat J.W. Thiele persisteert bij het eenmaal gezegde omtrent de plaats zijner geboorte en dat hij tot bekoming van nadere renseignementen dien aangaande heeft aangewezen zijner stiefouder, Jacobus Elders van beroep modderman, wonende in de Feer(?)tuinen agter de Haarlemmerdijk te Amsterdam. Den brief van HH Wethouder van Brielle gaat hier nevens terug.
—
Wat op 19 augustus 1824 door de Permanente Commissie aan de Administrateur van het Armenwezen wordt overgebracht (Drents Archief, toegang 0186, invnr 355):
Ter voldoening aan UWHEdG. verzoek, bij missive van den 19 july ll. N24 den 25 daarna ontvangen, gedaan, hebben wij de eer UWHEdG. te berigten dat de persoon van J.W. Thiele te Ommerschans persisteert bij zijne vroeger gegevene renseignementen, vervat in onze missive van de 15 mei 1824 N109, en dat hij ter bekoming van nadere meer omstandige informatien ten aanzien zijner geboorte en vorige verblijfplaatsen, heeft aangewezen, zijne in leven zijnde stiefvader, Jacobus Elders, van beroep modderman in de Teertuinen achter de Haarlemmer dijk te Amsterdam.
—
Zijn inschrijving loopt door in het boek F en daar staat genoteerd dat Jan Willem Tiele 8 maart 1830 in militaire dienst is getreden.
Maar volgens de index op de inschrijvingen keert hij later diverse keren terug en krijgt hij de bedelaarsnummers:
– A 657,
– I 2417,
– I 1819, en
– M 5145
Bij zijn inschrijvingen noemt hij zich achtereenvolgens Jan Willem Tiele, Somer Johan Wilhelm Tiele, Thienen Johan Wilhelm Zomer en Thielle Johan Wilhelm Zomer.