Paulus Claudius Gillet van Dompselaar, employé

Paulus Claudius Gillet van Dompselaar begint als bedelaar, zie zijn file inclusief signalement bij de bedelaars, wordt bedelaar-veldwachter, eerst op de Ommerschans en daarna in Veenhuizen, en is van december 1834 tot maart 1851 brigadier-veldwachter op de Ommerschans. Hij wordt met naam genoemd in De bedelaarskolonie op blz 228-229, 303.

Paulus Claudius Gillet van Dompselaar is geboren 23 maart 1796 te Zutphen als zoon van Wijnand Egbert van Dompselaar en Gerharda Lucretia Willink.
Genealogische informatie is te vinden bij de Genealogie geslacht van Domselaar.

Als hij te Veenhuizen werkt, schrijft hij ergens rond 20 december 1825 onderstaande brief aan prins Frederik (Drents Archief, toegang 0186, invnr 76):

Geevd met alle gepaste vrijmoedigheid maar tevens met alle eerbied en onderwerping te kennen Paulus Claudius Gillet van Dompseler.

Dat hij suppliant op den 13de december 1825 een pas heeft ontvan­gen van den Directeur Driebe, adjung over het tweeden gestig, alsmede van den onderDirecteur den heer Hardstman, en van beide onderteekend was van den 13de december 1825 tot den 24ste dito, om mij te mogen begeven na Zuthvend alwaar ik mijn op rijs begeven heb, en de colonien van Frederik­soord willende passeeren, en aldaar door den Directeur der fabieken Valk mijn den pas is afgevraagd, welke ik hem vertonende, waar op hij mijn ten antwoord gaf dat hij mijn pas in zijne berusting zoude houden en ik niet met verlof mogte gaan, en dat ik den anderen morgen weer bij hem zoude komen en mijn zijde ik weer terug zoude moeten gaan na mijne colonien te Veenhui­zen waar over ik mijne gedagten hebbende laten gaan en ik mijn genoodzaak vond om zoo vrij te wezen om mijne reijs te vervolliegen, om reden het niet was voor plaisier maar wel uithoofde noodzakelijkheid en te meer daar het mijn gepermiteerd was door mijne Directeuren van het tweede gestigd om vrij te mogen vertrekken na Zuthvent om mijne famielliezaken te redderen en aan de kant te doen en daar ik over 14 maanden geleden mijn eigen vrijwillig heb aangegeven op de de colonie Ommerschans en nu reeds acht maanden op de colonie Veenhuizen geplaatst ben, als veldwagter, en aldien tijd mijn lof en deugdelijk heeft gedragen dat er niets op mijn te zeggen is, het welk met eerbied gezegd na spraak kan lijden, en daar ik nu bevreest ben en be­schoomt zijnde dat mijn iets kwaad zoude bejeegenen om weer naar Veen­huizen te rug te keren en soms van mijne bediening ontstoken te zijn en daar mijn beste pand achter zoude moeten laten van een meijsje welk ik zoo teer bemind en mijn in het binnenste van mijn hart en ziel geprent staat en niet kan missen en zij mijn niet welk hoog zwanger van mijn gaat;

zie daar mijn Lieve Doorlugtige Hoogheid mijne toestand aan Uwe Doorlugtige Vorst te kenne hebbe gegeven.

Zoo neem ik de vrijheid door dezen met alle verschul­digde eerbied mij tot Uwe Doorlugtige Hoogheid te wenden, met alle onder­danigheid biddend verzoekende dat Uwe Doorlugtige Hoogheid het moge behagen om den ondergeteekende believen in staat te stelen met het verleenen van een geleijschrift van sercuriteit om vrij en onverhindert en met het behoud van zijne bediening als veldwagter te mogen blijven behouden, weer na Veenhuizen te mogen te rug keeren;

tevens ook met alle eerbied onderwerpende aan Uwe beveelen zoo bid en smeek den ondergeteekende aller eerbiedigst om eene verlofpas of briefje om met zijn mijsje te mogen trouwen en welk een dogter is van Clasen in de colonie van Veenhuizen.

Zoo bid ik Uw Doorlugtiege Hoogheid om den toestand waar in ik mijn bevinden om zoo spoedig als het Uw Doorlugtiege Hoogheid moge behagen, om zoo barmhartig gelieven te zijn om aan mijn verzoek gelieven te voldoen, om was het mogelijk om op mijne gegeven verlof door de bovengemelde Directeuren van Veenhuizen weer op den 24 dezer lopenden maand te Veenhuizen mogen retourneeren en mijn aan de voeten mogen leggen als het Uwe Doorlugtiege Hoogheid het believe te verlenen aan mijn aanstaande echtge­note zal Uwe genadige Vorst mijn en haar en de familje voor ongelukkige toevallen bevrijden.

T welk doende
P.C.G van Dompseler
P.S. adres in de Kallekoen straat letter C. No. 448 te ‘S Gravenhage

Genoemde ‘meijsje welk ik zoo teer bemind’ is Anna Maria Christina Claassen, een dochter van de gewezen winkelier van het tweede gesticht te Veenhuizen, zie deze pagina.

 

Na zijn terugkeer in Veenhuizen is er discussie of hij en een andere bedelaar-veldwachter, Cornelis Vosperli, zie hier, mogen trouwen. De directie vindt dat ze dan geen veldwachter kunnen blijven en dat ze de kolonie moeten verlaten.

Wat Paulus van Dompselaar betreft gaat het om de volgende notities in het brievenboek (Drents Archief, toegang 0186, invnr 348):

17 februari 1826, van Dompselaar, bed kolonist te Veenhuizen, verzoekt toestemming tot een huwelijk van hem met A.H. Klaassens dochter van den gewezen winkelier Klaassen – of anders zijn ontslag als kolonist

2 maart 1826, directeur adviseert tegen het huwelijk van bed kol van Dompselaar

16 maart 1826, directeur, meldt dat Vosperly en van Dompselaar ontslagen en daarna gehuwd zijnde geen veldwachters zouden kunnen blijven,

Ze trouwen toch:

Norg, huwelijksakte, 8 december 1827, aktenr. 11
Bruidegom: Paulus Claudius Gillet van Dompseler, geboren te Zutphen op 23-03-1796; oud: 31 jaren; beroep: brigadier, zoon van Wijnand Egbert van Dompseler en Gerarda Lucretia Willink.
Bruid: Anna Maria Christina Claassens, gedoopt te Rotterdam op 27-08-1798; oud: 29 jaren; beroep: zonder, dochter van Petrus Johannes Claassens en Anna Maria Elizabeth Hilgers.
NB. vader bruidegom overleden (Amsterdam 06-09-1810); moeder bruidegom overleden (Amsterdam 30-10-1818); grootouders vermeld; vader bruid overleden (Veenhuizen (Norg) 04-04-1826); moeder bruid overleden (Veenhuizen (Norg) 08-05-1826)

En volgens folio 48 van het personeelsregister 1828-1834 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 997) wordt Paulus per 18-05-1827 benoemd tot brigadier-veldwachter te Veenhuizen.

Volgens folio 44 van het personeelsregister 1834-1859 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 998) wordt hij bij besluit van 29 november 1834 N4 benoemd tot brigadier-veldwachter te Ommerschans voor f 5,20 per week. Volgens folio 72 vertrekt hij 20 december 1834 naar de schans.

Paulus van Dompselaar en Anna Maria Christina Claassens krijgen de volgende kinderen:

– Maria Elisabeth Lucretia geboren 14-5-28; zij overlijdt 8-10-28
– Paulina Maria Christina geboren 3-5-29; zij overlijdt 29-3-39
– Dorothea Christina Lucretia geboren 14-6-30; zij overlijdt 18-10-30
– Bartholomeus Johannes Poulus geboren 4-7-31.
– Theodorus Johannes geboren 2-9-32; hij overlijdt 3-2-33.
– Wijnand Gerbert Johannes geboren 24-11-33; hij overlijdt 8-7-35
– Maria Sophia Elisabeth geboren 15-1-36.
– Alida Maria geboren 12-4-37; zij overlijdt 22-8-37.
– Maria Helena Johanna Gillet geboren 31-10-39; zij overlijdt 27-2-40.

Paulus van Dompselaar en zijn gezin vertrekken 10 maart 1851 van de Ommerschans naar Veenhuizen III, waar hij eerst nog brigadier-veldwachter is en uiteindelijk tot aan zijn dood portier.