24 september 1824, een tweede ontslagvoordracht

Op woensdag 15 september 1824 schrijft directeur der koloniën Wouter Visser aan de permanente commissie, Drents Archief, toegang 0186 invnr 70:

Ter voldoening aan de missive der Permanente Kommissie dd. 10 september N470, heb ik de eer hier nevens aan haar te doen geworden eene nominatie­ve staat van tot ontslag uit de Ommerschans voorgedragene beedelaars, die een jaar of langer in dat etablissement zijn geweest, en ten minsten ƒ25 oververdiensten hebben, op welke staat ook is gebragt de bewuste Cornelia van den Brink, terwijl op ene afzonderlijke staat zijn gebragt zoodanige personen welke nog geen jaar in het bedelaars instituut waren en egter reeds ƒ25 hebben overdient.

 

Bijgevoegd zijn de twee staten van ontslag uit de Ommerschans. Op de eerste komen 145 namen voor, op de tweede 7. De oververdiensten variëren zo rond de dertig gulden, met aan twintigtal rond de 45. Koploper is eene G. Stolk uit Avereest, 42 jaar oud, met een oververdienste van ƒ76,05. De genoemde Cornelia van den Brink (16 jaar uit Rotterdam) heeft ƒ1,76 verdient. 

 

De permanente commissie gaat van alles en nog wat verbeteren en veranderen in de lijsten en stuurt een aangepaste versie op vrijdag 24 september 1824 naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze ontslagvoordracht bevindt zich in Drents Archief, toegang 0186 invnr 1502:

 

Sub 1. Staat van de personen, welke door de Permanente Kommissie van Weldadigheid, overeenkomstig art. 16 der met Zijne Excellencie den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en W. geslotene kontrakten d 7 October 1822 & 1 Febr 1823, tot ontslag uit het Bedelaars Etablissement aan de Ommerschans, na hun jarig verblijf, worden voorgedragen.

Deze staat is negen vel lang met in totaal 131 personen, waarvan 129 inderdaad meer dan 25 gulden krediet hebben, met als hoogste nr 976 Cornelis Stolk met f 76,05. Onder hen ook twee echtparen waarbij zowel man als vrouw over de 25 geschoten zijn.

Transcriptie van de eerste drie vel:

(vel 1)
12. Angelique Lambert
16. Marie Catherine Sevrijn
26, Maartje Spijker
30. Jannigje Kroon & d
31. Karolina Sofia Delfos
43. Geertrui Bracht
44. Johannes Stokman
47. Aaltje Mooij
50. Maria Harmse
54. Geertrui Jansen
70. Geesje Mur
80. Hendrik Barends
81. Willem Heniks
83. Jacob Fukke
86. Jean Baptiste of Mathieu Schoon

(vel 2)
88. Cornelis Meijer
90. Jan Willem Hen
92. Jan Polman
100. Gerrit Pater
101. Johannes Schaap
108. Barend Jochems
126. Somin Kruk
127. Pieter Vrught
130. Hendrik van Regteren
132. Frans Allemans
136. Pieter Johannes Heymans
138. Evert Jansen Hoen
141. Andries Erlie
143. Alexander Durooij
144. Pierre Lacosta (of la Costa)

(vel 3)
148. Alexis Klaas Honoré
150. Pierre Peuters
152. Engelbert van der Straten
155. Theodore Quivreux
163. Joseph Giche
168. Guillaume Bollen
174. Francois Anthonis
187. Francois Jacmans (of Jacqumens)
220. Marie van der Hagen
231. Elisabeth Merkens (of Meskens)
238. Victoire de Gand
245. Constant Christiaan (of Kristiaan Fonstant)
246. Antonius van Damme
247. Franciscus Deboyser (of Francois Boyzer)
250. Franciscus Cuninck (of Ceuninck)
Sub 2. Staat van eenige personen, welke hoezeer nog geen vol jaar in het bedelaars etablissement aan de Ommerschans, echter uit hoofde van hun goed gedrag en betoonde nijverheid, bij wijze van uitzondering door de Permanente Kommissie van Weldadigheid aan Z E den Minister van B Zaken en W tot ontslag uit dat etablisssement worden voorgedragen.

202. Elisabeth van der Poel
1169. Eybe Albrechts Kuleman
1170. Thomas IJsbrand
1172. Dingeman Schellekens
1230. Gerrit Kruit

 

Ook laat de permanente commissie de directeur weten dat ze niet zo tevreden was over de door hem ingestuurde voordracht. De directeur verontschuldigt zich op zondag 26 september 1824, invnr 70:

Voorts ter beantwoording van de missive der Permanente Kommissie van den 21 dezer N533 hier bij overteleggen, eene nota van opheldering omtrent den ingezonden staat der tot ontslag voorgedragen beedelaars, met onderge­schikt verzoek mij het inzenden van een zoodanig gebrekkig stuk niet ten kwaade te duiden, eendeels om dat de spoed waar meede het zelven van hier na den ontvangst van den Ommerschans is overgeschreeven, en geexpedieert, en mij dus geen tijd overbleef het zelve te verifieren; ander­deels wijl er misslagen mede begaan zijn die hier niet dan met de grootste oplettendheid of bij een nauwkeurig onderzoek konden worden ontdekt; de Heer Harloff, welke ik daar over in persoon heb onderhouden en mijne ongenoegen te kennen gegeven, had geene dan onvoldoende reedenen voor deze zijne onattentie, het wijtende op zijn ondergeschikten.