Hoewel het Koninklijk Besluit van 14 maart 1822, zie op deze pagina, toch duidelijk bepaalt dat alle werkvatbare bedelaars in ons land naar de Ommerschans moeten, komt er geen enkele reactie uit het werkhuis te Hoorn. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en de permanente commissie besluiten daar wat aan te doen.
Volgens het brievenboek met invnr 20 neemt het ministerie op 28 september 1822 een besluit waarop de permanente commissie (hier aangeduid als PK) op 2 oktober 1822 komt tot het:
besluit der PK, op het ingekomen besluit van den minister van binnenlanse zaken om tot kommissaris van de zijde der Mij, ter inspectie van den staat der bedelaars te Hoorn, te benoemen den Adj Directeur von Hoff, en om hem uittenodigen tot het onverwijld uitvoeren van die inspektie.
Hiervan afschrift aan de minister, zie N???, plus besluitafschriften aan directeur en von Hoff, met kopie aan de prins, 3 oktober, zie not 2 id art 3.
De tekst van het besluit staat hier. Vervolgens gaan adjunct-directeur Hoff en een ambtenaar van Binnenlandse Zaken naar Hoorn. Op de terugweg, 10 oktober 1822, neemt Hoff alvast de vrouwen uit het gesticht mee. zie hier. Zijn verslag over de missie wordt op 13 oktober 1822, invnr 63, naar de permanente commissie gestuurd door directeur Visser:
Ingevolge het besluit der Permanente Kommissie dd. 2 deezer, gemeenschappelijk met de Heer de Quaay, Kommissaris van wegens Z. Excellentie de Minister van Binnenlandsche Zaaken, het onderzoek ondernomen hebbende van de aan het bedelaarsgesticht binnen deeze stad zich bevindende perzoonen, dewelke als niet geschikt tot den veldarbeid waren opgegeven, bleek uit dit onderzoek:
1. Dat de lijst, door bestuurders van het gesticht in de maand maart ll. bij het Ministerie ingediend van de tot den veldarbeid bekwame mannen, vrouwen en kinderen ten getallen van 121 zielen, zeedert dat tijdstip tot nu toe weezentlijke verandering had ondergaan, door sterfgevallen, verleend ontslag, ziekte en anderzints.
2. Dat de alsdoen voor ongeschikt tot den veldarbeid opgegeevene menschen werkelijk door hooge jaaren, ligchaamsgebreken, epileptique toevallen enz. weinig geschikt voor den veldarbeid waren.
3. Dat zeedert het gemelde tijdstip verscheidene perzoonen in het gesticht waren opgenomen, die op die lijst nog behooren geplaatst te worden.
Het nieuwe onderzoek levert op:
mannen | vrouwen | kinderen | totaal |
208 | 10 | 15 | 333 |
daarvan waren op den 9 october gedeeltelijk in de ziekenzaalen, gedeeltelijk nog lijdende aan eene epidimique oogontsteking | |||
52 | 34 | 3 | 89 |
Weegens hooge jaaren, ligchaams gebreken enz. ongeschikt tot den veldarbeid, waaronder een klijn getal van voor het gesticht bijna onmisbare perzoonen: | |||
77 | 34 | 9 | 120 |
Bleeven dus gedesigneerd voor de Ommerschans: | |||
79 | 42 | 3 | 124 |
Aangezien nu de dringende noodzakelijkheid tot aanwinst handen ter bespoediging van den aardappel en boekweitoogst in de kolonie no.5,
aangezien eindelijk de vertraaging in het overzenden der gedestigereerden perzoonen na de Ommerschans door het hoofdbestuur van het gesticht en door burgemeesteren der stadt alleen geweeten wierd aan het gebrek van genoegzame middelen van surveillance over eenen diergelijke transport
zoo heeft de ondergeteekende gemeend, zich met burgemeesteren gemeldt daarheen te moeten verstaan, dat de eerste transport van 42 vrouwen en 3 kinderen dadelijk op morgen met het veerschip naar Hasselt wierd gederigeerd,
zullende de ondergeteekende zelve in perzoon daarheen en van daar naar de Ommerschans geleiden.
Hebbende burgemeesteren verder beloofd, om een 2e transport van de 79 mannen ten eersten te doen volgen, zullende alsdoen van zijnden der directie te Ommerschans de nodigen middelen worden beraamd, ten einde dit transport te Hasselt in ontvangst te neemen en na de Schans te geleiden.
Het genoemde mannen-transport zal 25 oktober 1822 in de Ommerschans aankomen.