Pieter Kortvriend wordt 28 oktober 1822 de Ommerschans binnengebracht vanuit het gesticht van Brussel. Hij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 149.
Volgens die inschrijving is hij geboren in 1792 te Brussel, als zoon van Michel Kortvriend en Margaretha Doms, en heeft hij het laatst gewoond in hetzelfde Brussel.
Pieter Kortvriend is vijf voet, vier palm en drie streep lang, hij heeft een ovaal aangezicht en een rond voorhoofd, bruine ogen, een grote mond, ronde kin, donkerbruin haar en als bijzonder kenmerk ‘een kromme teen aan de linkervoet’.
–
Pieter Kortvriend werkt zich snel vrij. Hij komt 14 februari 1824 voor op de eerste ontslagvoordracht genoemd in De bedelaarskolonie blz 211 en 215-216. Hij heeft een tegoed van 25 gulden 84 en een halve cent en de directie meldt over hem ‘is oppassend’.
Op 10 maart 1824 gaat de poort open en wordt hij uitgezwaaid.
–
Maar hij behoort tot degenen die al snel terug komen, in welk kader hij met naam wordt genoemd in De bedelaarskolonie blz 222. Hij doet er een half jaar over om de 25 gulden te spenderen.
—
Op 22 augustus 1824 wordt hij de schans weer binnengebracht door ‘de stedelijke regering van ’s Hertogenbosch’. Hij krijgt op folio 326 van het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 126. Zijn lengte wordt nu als vijf voet en zes duim opgegeven, de andere gegevens zijn hetzelfde.
Blijkbaar ziet de Maatschappij het toch wel in hem zitten, want er is een verhaal waarin hij blijkt op te treden als ‘opziener’. Of hij nu echt hardhandig is of niet, valt niet te achterhalen. Zie hier voor de verhaalvorm van het incident en hier voor de archiefstukken erover.
–
Tenslotte wordt Pieter Kortvriend opnieuw ontslagen op 16 augustus 1827 en dan komt hij niet terug.