Francina Carton wordt 25 juli 1823 de Ommerschans binnengebracht vanuit het werkhuis te Middelburg. Zij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 966.
Volgens die inschrijving is zij geboren in 20 juni 1785 te ’s Hertogenbosch, als dochter van Antonie Frederik Carton en Hanedora Schuts, en heeft zij het laatst gewoond in Middelburg.
Francina Carton heeft een smal aangezicht en een plat voorhoofd, bruine ogen, een kleine neus en kleine mond, ronde kin, bruin haar en geen bijzondere kenmerken.
—
Blijkbaar (zie onder) dient haar vader in Rotterdam een rekwest in voor haar vrijlating. Volgens de procedure beschreven in De bedelaarskolonie blz 226 hebben het gemeentebestuur van Rotterdam en de gouverneur van Zeeland hun zegje er al over gedaan als het bij de Maatschappij komt.
– Op 25 februari 1825 schrijft directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 72):
Voorts in voldoening aan het gevraagde bij missive der Perman. Kommissie dd. 14 dezer N979 aangaande het gedrag etc. van Francina Carton en (…) in de Ommerschans, hier nevens aan haar te doen toekomen, de extrakten uit het rekening boek en het bijzonder conduit-staat etc. van gemelde bedelaressen.
Bijgevoegd zijn de extracten van Carton en (…). Beide verdienden weinig maar gedragen zich goed.
– Daarop meldt de Permanente Commissie op 2 maart 1825 aan de Administrateur van het Armwezen (Drents Archief, toegang 0186, invnr 356):
Met terugzending van het bij UwHEdG. geëerde missive van den 2 febr. ll. N19, om mededeeling van konsideratiën, in onze handen gesteld rekwest van A.Fr. Carton te Rotterdam, ter bekoming van ontslag uit het bedelaars etablissement aan de Ommerschans voor deszelfs dochter Francina Carton, met het daartoe betrekkelijk rapport van de Heer Gouverneur van Zeeland;
hebben wij de eer UwHEdG. te berigten, dat gem. koloniste zich sedert derzelver verblijf in de Ommerschans, van den 25 july 1823, stil heeft gedragen en ook genoegzaam vlijtig betoond, ofschoon door ligchaams zwakheid buiten staat belangrijke verdiensten te erlangen; wordende zij ook niet in het strafboek aangetekend gevonden;
alle redenen welke ons met de Heer Gouv. van Zeeland doen advyseren tot het toestaan van het onderhavige verzoek.
Om echter, ingevolge het verlangen van het bestuur van Rotterdam, vermeld in het rapport des meergem. Gouvs., bij het werkelijk ontslag van Fr. Carton, dezelve te doen aanzeggen dat, bij aldien zij andermaal tot de bedelarij kwam te vervallen, zij op nieuw naar de kolonie, zonder hoop op terugkeering, zal worden opgezonden; hierin zouden wij zwarigheid vinden, vermits wij vermeenen, dat diergelijke te kennen geving niet zoude kunnen worden nagekomen of gehandhaaft, en dezelve dus ongepast zoude zijn.
—
Maar zes dagen later, dus 8 maart 1825 overlijdt Francina Carton op de Ommerschans.
Zodat de brief van de Administrateur van het Armwezen dd 18 maart 1825 aan de Permanente Commissie te laat komt (Drents Archief, toegang 0186, invnr 72):
Authoriseert de Commissie evengemeld, om dezelve Francina Carton onvoorwaardelijk te ontslaan. Afschrift dezes zal worden gezonden aan meergemelde Commissie, ter fine van executie, en aan den Gouverneur van Zeeland, tot deszelfs narigt.