Zie voor de arriverende bouwboeren het op invnr 1579 gebaseerde overzichtje bij de verantwoording van p 69.
Volgens de stamboeken van hoevenaars is er pas in 1855 sprake van een bewoner op hoeve N 21 en pas op 26 maart 1858 van een bouwboer op hoeve N 20.
Voor de citaten over het gebrek aan genoegzame sterke handen e.d. is gebruik gemaakt van het jaarverslag 1826, afgedrukt in De Vriend des Vaderlands oktober 1827, p 749 ev.
Over enkele van de nieuw bijgebouwde zaken op de Ommerschans schrijft directeur Wouter Visser op 14 januari 1825 aan de Permanente Commissie, invnr 72, terwijl de rest is gebaseerd op de akte van de brandwaarborgmaatschappij dd 25 januari 1825, invnrs 1295-1296. Ook over nieuwbouw/verbouw gaat het in een brief dd 16 december 1824 van de Permante Commissie aan de ‘Direktie van de BrandwaarborgMij’, invnr 355. Op 19 januari 1825 schrijft Visser over de hekken en ‘fijnste bedriegerijen’, invnr 72.
Het citaat ‘bestendig doel onzer streving’ komt uit jaarverslag april 1824-april 1825, afgedrukt in de Star september 1825, p 597 ev.
Het besluit dat de schans voortaan zelfvoorzienend is, bevindt zich in invnr 988.
De verplichte naald en garen staan in een brief van directeur Visser dd 19 februari 1825, invnr 72.
De indeling van bedelaars in klassen is van 6 april 1825, in het ‘besluit van de Permanente Kommissie van Weldadigheid houdende wijziging in de verdiensten van de onderscheidene klassen van kolonisten van het bedelaars etablissement van den 6 april 1825’, invnr 988.
De overbrenging naar het tweede gesticht te Veenhuizen wordt beschreven in een brief van directeur Wouter Visser dd 9 juni 1825, invnr 74. Hij noemt niet de datum van het transport, maar die twee data zijn te vinden in het stamboek gemerkt A. Zo te zien gaan 23 mei 1825 de mannen, eventueel met gezin, en 24 mei 1825 de vrouwen. Het citaat over de ‘meest valide en meest geschikte menschen’ komt uit de Star 1826 p. 561.