Reglement van Tucht van de Gestichten van Bedelaars van den 28sten February 1829, invnr 967
Artikel 1.
Het straffen van alle verkeerdheden en misdrijven die de inwendige orde verstoren wordt uitsluitend aan eenen Raad van Tucht opgedragen.
Artikel 2.
Die Raad zal bestaan uit den Adjunct-directeur, Directeur van het Etablissement als voorzitter – de drie onder- directeurs als van het gesticht binnen, van de kolonie buiten en van den fabrykmatigen arbeid – de Opziener der zaal waar toe de Schuldige behoort en twee andere zaalopzieners door den onder-directeur van het gesticht binnen daartoe telkens te verkiezen en den boekhouder van het gesticht binnen als secretaris: te zamen zeven leden.
Artikel 3.
Elk der permanenten leden van den Raad zal, bij zijne benoeming aan den directeur der Kolonien en de overige leden telkens wanneer zij zitting van de Raad erlangen, aan den voorzitter van denzelven, de volgende verklaring afleggen: Ik beloof plegtig de beschuldigingen welke bij den Raad inkomen steeds met alle nauwgezetheid en onpartijdigheid te zullen onderzoeken en toetsen aan de voorschriften van het Reglement van Tucht en alléén naar mijne overtuiging van de waarheid te zullen stemmen omtrent de straf, welke den Schuldigen overeenkomstig dat Reglement behoort te worden opgelegd.
Artikel 4.
Elke ambtenaar is verpligt van de verkeerdheden en de misdrijven die hij door kolonisten ziet begaan of verneemt dat door hen begaan zijn, ter stond kennis te geven aan den Voorzitter van den Raad, met overgifte eener schriftelijke aanklagte van deze beschuldigde. Den voorzitter zal gehouden zijn daarover ten spoedigste doch op eener geschikten tijd Raad te beleggen en de beschuldigde voor denzelve te doen verschijnen.
Artikel 5.
Geen der leden van de Raad mag buiten ziekte of ander gewigtig beletsel zich van de vergadering onttrekken. Er moeten tenminste drie leden – het lid het welke de beschuldiging gedaan mocht hebben niet mede gerekend – tegenwoordig zijn om te kunnen besluiten.
Artikel 6.
De beschuldigde in den Raad binnen gebragt zijnde, zal door den Voorzitter op de ingekomene aanklagt worden
ondervraagd en tegen de opgeroepene getuigen gehoord, waarna, hij benevens de getuigen weder buiten gelaten zijnde, de Raad over zijne Schuld of onschuld aan eene der verkeerdheden of misdrijven welke volgens dit Reglement strafbaar zijn, – zal handel- en hoofdelijk stemmen en daarna over de straf welke den schuldigen
overeenkomstig het Reglement behoort te worden opgelegd.
Artikel 7.
De meerderheid den aangeklaagde Schuldig verklaard en de voorgeschrevene straf over hem uitgesproken hebbende, zal hem, hij weder binnen gelaten zijnde – de uitspraak van de Raad worden voorgelezen en zal als dan daaraan ten eerste uitvoering worden gegeven.
Artikel 8.
De secretaris zal staande de Vergadering, korte aanteekening houden van het verhandelde in iedere zitting welke aanteekeningen ter stond door al de aanwezig geweest zijnde leden van den Raad zullen moeten worden onderteekend en in originali maandelijks door de tussenkomst van den Directeur der Kolonien aan de PC ingezonden nadat dezelve in een Boek, het Vonnisboek genoemd, hetwelk ten allen tijde bij den Voorzitter van den Raad berustende blijft, zullen zijn ingeschreven.
Artikel 9.
Alle ongehoorzaamheid jegens de koloniale ambtenaren zal met verplaatsing in de discipline zaal voor drie tot acht dagen worden bestraft en indien deszelve met brutaliteit gepaard gegaan is, met opsluiting voor dezelfden tijd in de provoost.
Artikel 10.
Dronkenschap voor de eerste maal zal met opsluiting tot vijf dagen- en voor de tweede maal met opsluiting in boeyen tot tien dagen toe worden bestraft en indien dezelve is gepaard gegaan met verzwarende omstandigheden
als ook meervoudige dronkenschap voor de derde maal en volgende met opsluiting in boeyen tot tien dagen toe met water en brood om den anderen dag.
Artikel 11.
Hij die voor de eerste maal ontvlugten wil en daarin wordt gehindert of ontvlugt en weder terug gebragt is zal met opsluiting in boeyen tot tien dagen toe de twee eerste te water en brood, worden gestraft met medeneming van goederen buiten de aanhebbende kleeding of andere verzwarende omstandigheden, als ook ontvlugting voor de tweede maal met opsluiting in boeyen gedurende 14 dagen, waarvan de drie eerste en drie laatste te water en brood en met verzwarende omstandigheden voor de tweede of volgende malen benevens meervoudige ontvlugting voor de derde en volgende malen met vijftien tot veertig rietjesslagen en opsluiting als voren, zullende al de ontvlugt geweest zijnde of die dit kennelijk hebben willen doen na de ondergane straf, voor tien dagen lang eene onderscheidene kleeding moeten dragen en in de disciplinezaal worden geplaatst.
Artikel 12.
Voor de kosten van terugbrenging van een ontvlugte kolonist zal zijne rekening worden bezwaard, en hij tevens alle aanspraak op het voor hem opgelegd te goed wegens oververdiensten door zijne ontvlugting hebben verloren.
Artikel 13.
Ontvreemding of verpanding van koloniale goederen of van mede kolonisten zal worden gestraft met opsluiting in boeyen van drie tot veertien dagen naar gelang der omstandigheden, desnoods te water en brood om den anderen dag en bij herhaling van een dier misdrijven altijd met veertien dagen met opsluiting in boeyen de drie eerste en drie laatste te water en brood.
Artikel 14.
Verzetten tegen overheden of veldwachters met dadelijkheden zal met opsluiting met en zonder boeyen naar gelang der omstandigheden en desnoods om den anderen dag te water en brood, worden gestraft. Bij herhaling van het misdrijf met dezelfde straf, doch vooraf gegaan van tien tot twintig rietjes slagen.
Artikel 15.
Hij of zij die tot complotmakende tot desertie of andere bij dit Reglement genoemde misdrijven zal of zullen met opsluiting van drie tot acht dagen des noods met boeyen en te water en brood om den anderen dag, worden gestraft.
Artikel 16.
Onzedelijk gedrag in woorden, als vloeken, schelden, razen etc. of met daden door zedelooze omgang met anderen zal met verplaatsing in de discipline zaal van een tot acht dagen worden gestraft en bij herhaling daarvan met opsluiting zoo noodig in boeyen en te water en brood om den anderen dag.
Artikel 17.
Belediging van mede kolonisten door woorden zal met verplaatsing in de discipline zaal en bij verzwarende omstandigheden met opsluiting van drie tot viertien dagen worden gestraft en met daden van opsluiting van drie tot veertien dagen, des noods met boeyen.
Artikel 18.
Het maken of vervalschen van koloniaal geld zal worden gestraft met opsluiting voor veertien dagen in boeyen om de andere dag te water en brood.
Artikel 19.
Alle medewerking tot een der vermelde misdrijven is even strafbaar als het misdrijf zelf
Artikel 20.
Wanneer er wanbedrijven of werkelijke misdrijven de grenzen van inwendige disciplinaire tucht te buiten gaande, gepleegd worden zal de Schuldige aan de gewonen Regter worden overgegeven.
Artikel 21.
In al die gevallen waarin de voorenstaande artikelen daartoe vrijheid geven, is het aan den Raad overgelaten de bepaalde dubbele straffen te verenigen en die te zamen den Schuldigen opteleggen
Artikel 22.
Ook op de kolonisten van de Strafkolonie te Ommerschans is dit Reglement van toepassing.
Aldus etc.