Huijg van der Grind wordt met naam genoemd in De bedelaarskolonie op blz 106 en 186.
Bij de tweede en derde opname staat hij als Glind en niet als Grind.
Huijg van der Grind wordt 25 oktober 1822 de Ommerschans binnengebracht vanuit het werkhuis te Hoorn. Hij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 114. Er staat bij die inschrijving geen signalement.
Huijg van der Grind behoort tot de vier mannen die als eersten van de schans deserteren, beschreven in De bedelaarskolonie blz 104-106.
Die ontvluchting wordt ook genoemd in het boek van Albert Piel dat staat op de site van de historische vereniging Avereest (htpp://www.hvavereest.nl). Piel maakt melding van de brief van adjunctdirecteur Hoff aan de gemeenten in de omgeving. Volgens Piel verzoekt Hoff daarin dat deze voortvluchtigen werden aangehouden overal waar deze zich buiten de Limieten der kolonie zullen vertonen, om daarna aan de Directie te worden overgeleverd. Voorts beschrijft Hoff hoe de voortvluchtigen aan hun bedelaarskleding te herkennen zijn en noemt hij hun namen en enige gegevens:
– Huig van der Grind, geboren te Hoorn, 2 mei 1787, gewoond hebbende te Hoorn.
– Constant Rijbrand ten Neeve, geboren te Goes, 11 april 1798, gewoond hebbende te Middelburg.
– Christiaan de Ruiter, geboren te Amsterdam, 24 augustus 1899, gewoond hebbende te Amsterdam.
– Pieter Tielemann, geboren te Bielefeld, 5 juli 1775, gewoond hebbende te Coevorden.
Huijg van der Grind wordt opnieuw op de schans afgeleverd op 25 juli 1823, opnieuw vanuit het gesticht te Hoorn. Hij krijgt in het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 903 (als Van der Glind dus) en nu zijn er wel dingen ingevuld.
Volgens die inschrijving is hij geboren 1 mei 1787 te Hoorn, als zoon van Jacob van der Glind en Jannetje de Boer, en heeft hij het laatst gewoond in hetzelfde Hoorn.
Huijg van der Grind is vijf voet, vijf palm en 1 streep lang, heeft een lang aangezicht en een plat voorhoofd, blauwe ogen, een grote neus, een kleine mond, een ronde kin, blond haar en als bijzonder kenmerk ‘het fortuin op de borst geprikt’.
Hij deserteert opnieuw op 24 juni 1824.
Maar blijkbaar wordt hij nog een keer de schans binnengebracht, bij welke gelegenheid hij het bedelaarsnummer E 838 krijgt, maar die inschrijving heb ik niet bekeken.
8 augustus 2013, Wil Schackmann