Gebaseerd op
– consept-voordracht door de directie dd 27 februari 1825, invnr 1502,
– defenitieve voordracht door de Permanente Commissie dd 31 maart 1825, invnr 1469,
– brief van de administrateur aan de Permanente Commissie dd 3 mei 1825, invnr 73,
– met daarbij ingesloten brief van de ‘op het ontslag hoopende kolonisten van de Ommer Schans’ van 16 april 1825,
– brief administrateur aan de Permanente Comissie dd 1 augustus 1825 dat 50 vrij mogen (deze worden 8 september ontslagen), invnr 75,
– brief Permanente Commissie aan administrateur dat alle 117 vrij moeten dd 13 augustus 1825, brievenboek uitgaand, invnr 926,
– Brief namens de administrateur aan Permanente Comissie dd 31 augustus 1825 dat de rest ook vrij mag (dezen worden 22 september ontslagen), met bijgevoegd door gemeenten ingebrachte bezwaren, invn 75.
De personen bij de in het boek genoemde gemeentelijke bezwaren:
– Katarina Christiaanse (1785) A950, en
– Marinus Fismeer (1778) A956, en
– Abraham Le Feber (1795) A961, en
– Jacoba Vrijman (1793) A962 zullen volgens Middelburg weer in het werkhuis komen.
– Theodorus Wennekus (1750) A1134 kan volgens Schalkwijk beter in het gesticht blijven.
– Josephine Bisson (1792) A237, haar familje wil niet dat zij vrij komt
– Louise Brunig (1774) A373
– Christiaan Mol (1776) A884, volgens Soestdijk te lui om vrij te laten
– Doede Jans Kremer (1768) A1078, volgens Groningen te lui om vrij te laten.
De Nijmegenaar die opnieuw nog niet vrij wil (aantekening in invnr 1502), is Johannes Hoebag (1780) A1053, met vrouw Anna Maria Lens (1786) A1054, en zoons Johannes Hoebag (1810) A1055, en Pieter Hoebag, A1056.
De alleenstaande moeder die niet weg wil omdat zij geen vrienden of bekenden heeft (aantekening in invnr 1502), is Francoise Speltjes (1798) A555.