Wouter Visser wordt in De proefkolonie genoemd op de pagina’s 283-283, 287, 291, 294, 299, 302, 303, 308, 315, 321, 322, 328, 329, 331, 334, 335, 353, 364 en 366.
In De bedelaarskolonie op blz 33-35, 38-39, 41, 87, 89, 93, 101, 106, 107, 118, 130, 132, 143, 160, 163, 187, 199, 207-208, 210-211, 218, 220, 222, 226, 232, 235-236, 242, 244, 259, 261, 287, 298
In De kinderkolonie passim vanaf pagina 30 en in De strafkolonie op de pagina’s 208-217 en 252.
Wouter Visser is geboren 17 oktober 1789 te Sliedrecht als zoon van Arie Korstiaans Visser, aannemer Rijkswerken, en Jaapje van Haaften. Hij schijnt te zijn opgeleid tot landmeter. Zijn introductie:
Op zondag 4 juni 1820 schrijft Johannes van den Bosch aan de rest van de permanente commissie, invnr 55:
Steenwijk 4 junij 1820
Ik heb het genoegen mijne geleerde medeleden hier nevens aantebieden de missive van den Heer Visser ontvangen, welke bereid is op de hem aangeboden voorwaarden als adjunct Directeur in dienst der Maatschappij overtegaan, onder eenige bepalingen echter betrekkelijk zijne tegenwoordige charge als adjudant-majoor.
Ik ben hier bijgevoegd een concept voorstel aan Z.M. den Koning deswegens te doen, waardoor, zo hetzelve word aangenomen na mijn inzien aan het verlangen van den Heer Visser voldaan zal zijn.
Het is hoogst nodig om meer dan een reden dezen zaak zo veel mogelijk te bespoedigen.
Op woensdag 7 juni 1820, invnr 55, schrijft directeur der koloniën Benjamin van den Bosch:
Den 2 assessor heeft mij geinformeerd dat den luitenant adjudant majoor Visser, waarschijnlijk door den Kommissie zal worden geëmployeerd. Ik heb hem in en buiten dienst leeren kennen als een man van veel geschiktheid, onvermoeide ijver en strikte eerlijkheid. Ik heb hem als zodanig gemeend te kunnen aanbeveelen en voor de belangens der Maatschappij van belang achten. Ik heb uit geen andere motieven gehandelt en schoon er tusschen ons altijd eenige verwijdering bestond, heb ik echter steeds aan zijne bekwaamheden recht gedaan, die in de gevolgen mijner aanbeveeling zullen als gegrond doen kennen.
Wouter Visser komt ± 8 augustus 1820 aan op de Ommerschans en werkt vanaf dat moment als adjunct-directeur. Stukken uit die periode heb ik hier niet opgenomen, behalve:
In het maandblad de Star van september 1820 staat op pagina 689:
Het werk der gebouwen, landontginning, greppen en waterleidingen, aan de Ommerschans is reeds zeer ver gevorderd. Dit instituut wordt, onder de loffelijke direktie van den Heer VISSER, op de beste wijze voortgezet.
in het brievenboek met invnr 19 staat bij zondag 3 december 1820:
De Adj. Direkteur Visser aan de Ommerschans: (…) Vraagt gedurende den winter eenigen tijd verlof.
Curieus is de correspondentie dis tijdens dat verlof in januari 1821 plaatsvindt tussen onderdirecteur Fenner en Visser, zie hier.
Daarna wordt hij tot hogere taken geroepen. In de notulen van de permanente commissie, invnr 38, wordt op vrijdag 20 april 1821 genoteerd:
De Heer v.R. geeft kennis, van den Generaal de tijding te hebben ontvangen, dat de Direkteur B. van den Bosch naar zijn bataillon is vertrokken, en dat de Generaal, uit dien hoofde, op den Heer Ameshoff heeft getrokken ƒ1250, ter voldoening van het traktement van den Direkteur tot 1 meij aanstaande, en den Adjunct Direkteur Visser van den Ommerschans heeft ontboden om provisioneel als Direkteur te fungeren.
Besloten
(1) te kreëren een mandaat no.31, groot ƒ1250, order P.J. Ameshoff, tot rembours van den door den 2den Adsessor gedisponeerde penningen voor de dedomagement van den Heer B. van den Bosch tot 1 meij aanstaande.
(2) te approbeeren den verrigte van den Generaal, ten aanzien van den Heer Visser, en ZijnEd. toetezenden eene missive van de P.K. aan den Heer Visser, om dezen te kwalificeeren provisioneel als Direkteur te fungeeren.
(3) alle stukken voortaan aan den Heer Visser als fungerend Direkteur te adresseren en de mandaten te zijnen naam te slaan.
(4) in plaats van de in gisteren verzonden vier mandaten, order B. van den Bosch, duplicaten van dezelfde nommers en inhoud order den Heer Visser, als fungerend Direkteur te kreëren, en onder re(?)est zoo den inhoud der gisteren aan den Heer vd B. geschreeven brief, en met verzoek van terugzending der daar bij gevoegde mandaten, aan den heer Visser te expedieeren. Quod factum.
(5) den kassier met toezending van het mandaat no.31, van het vertrek van den Direkteur, het opdragen zijner functien aan den Heer Visser, de dispositie van den 2den Adsessor en het veranderen der 4 mandaten kennis te geven.
Vanaf dat moment is Wouter Visser ‘fungerend directeur’ en zo ondertekent hij ook zijn brieven.
definitieve benoeming volgt nog. Als directeur schrijft hij zo veel brieven dat het geen zin heeft die allemaal te noemen.
Wouter Visser trouwt 28 oktober 1823 te Vledder met Constantia Daniella Elisabeth de Sturler, geboren te Hasselt, gedoopt op 18 september 1799 (op dezelfde dag dat Johannes van den Bosch en adjunct-directeur voor de administratie Gijsbert Falck trouwen met andere zusjes De Sturler). Uit dit huwelijk zijn mij geen kinderen bekend.
Wouter Visser blijft directeur der koloniën tot 1 juni 1829. Dan wordt hij met dit besluit benoemd tot Inspecteur der koloniën. In die functie bezoekt hij elke paar maanden de koloniën en blijft hij honderden keren in de stukken voorkomen. Dat neem ik hier niet op, alleen pik ik er even uit zijn optreden tijdens de opstand in het tweede gesticht te Veenhuizen in april 1840.
Wouter Visser blijft inspecteur der koloniën tot de Staat in 1859 de gestichten te Veenhuizen en Ommerschans overneemt van de Maatschappij van Weldadigheid. Hij overlijdt te Den Haag op 3 april 1867.