A.M. Heysteck, employé

Zonder dat zijn naam genoemd wordt, speelt Heyste(c)k een rolletje in De bedelaarskolonie blz 270.

Op de site van de Heijstek-familie staat een prachtig verhaal over zijn voorgeschiedenis. Hij blijkt van voren Antonius Marius te heten, heeft ooit de militaire Willems-orde gekregen en heeft die later weer moeten inleveren.

In de annalen van de Maatschappij van Weldadigheid komt hij het eerst voor bij een voordracht dd 13 mei 1823, gevoegd bij een brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 65):

Staat van eenige personen, welken tot bevordering, definitieve aanstelling, of ontslag worden voorgedragen.
(…)
Alg Bureau: A.M. Heysteck, geemployeerde, ƒ4-

eenigen tijd geemployeerd, zoo bij den Direkteur der fabriek, als op het Algemeen Bureau, heeft hij de duidelijkste blijken van bekwaamheid in het administratieve vak aan de dag gelegd, de ondergetekende steld voor, om hem tot boekhouder van het gesticht te Veenhuizen te benoemen, op een wekelijks salaris van ƒ7-

Die brief wordt benut voor een stukje in het maandblad de Star van september 1823:
Onder de geëmployeerden op het bureau in de koloniën munten inzonderheid uit de Heeren reese en van riemsdijk, hun ijver verdient allen lof; verders de boekhouder heystek en oosting.

Maar blijkbaar wordt hij niet naar Veenhuizen verplaatst, maar naar de Ommerschans. Er zijn uit die tijd geen personeelsregisters bewaard gebleven, maar hij treedt regelmatig op als getuige bij aangiftes bij de Burgerlijke Stand, met de vermelding ‘van beroep boekhouder, woonachtig te Ommerschans’.

Maar dan: op 16 juni 1824 schrijft directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 69):

Voorts ter kennis van de Permanente Kommissie te brengen het onbetamelij­ke gedrag van den boekhouder Heystek te Ommerschans. Deze hadt zich niet ontzien om met twee vrouwen, waar onder die van de Ban kolonist ?? buiten het gestigt te gaan. Bij hunne terugkomst waren zij alle beschonken, waarop den Heer Adj. Direkteur Harloff de boekh. provisio­neel in het gestigt contigneerde en de vrouwen in de zaal van discipline plaatste. De volgende dag ontzag zich de boekhouder niet den Heer Ajd. Direkteur te brutaliseren ten gevolge waarvan Zijn Ed. de admini­stratie stukken in bijzijn der beide onder-Direkteuren uit handen van Heystek nam en mij van het gebeurde kennis gaf; daarna is hij van de Ommerschans vertrok­ken, zoo men zegt naar Harderwijk, en wordt dus als uit den dienst der Maatschappij ontslagen door ons beschouwd.

De Permanente Commissie bekrachtigt dit op 22 juni 1824 met een besluit waarbij de dus al lang verdwenen Heijstek officieel wordt ontslagen, afgedrukt op deze besluitenpagina.

Het vertrek leidt later nog tot een klein beetje correspondentie als op 9 december 1824 de subcommissie Dordrecht aan de Permanente Commissie schrijft (Drents Archief, toegang 0186, invnr 71):

Dezer dagen heeft zich bij ons vervoegd zeker Christiaan Schellenbach (of Smallenbach) voor eenige jaren van hier als bestedeling naar de kolonien verzonden, die zich beklaagde dat zeker boekhouder Heystek bij zijn vertrek eene som gelds ter waarden van omtrent ƒ5:- aan hem toebehorende had medegenomen.

Op 18 december 1824 meldt directeur Visser daarover aan de Permanente Commissie dat dat dan jammer is voor die Dordtenaar (Drents Archief, toegang 0186, invnr 71):

wat aangaat de gelden welke den gewezen boekhouder Heijstek nog van hem zoude hebben, hier omtrend kunnen wij niets met zekerheid vernemen, wijl deze zo als de Permanente Kommissie bewust is, de kolonie op eene schandelijk wijze heeft verlaten.

Uit het in het begin van deze pagina genoemde verhaal op de site van de Heijstek-familie blijkt dat Antonius Marius Heijstek inderdaad naar Harderwijk (het gootgat van Europa) is gegaan en naar de Oost is afgereisd, waar hij in 1829 overlijdt.

28 mei 2019, WS