Jan Ariëns Bosscha, employé

NB: FILE MOET NOG OP ORDE GEBRACHT WORDEN!

Jan Ariëns Bosscha is vanaf het begin tot mei 1833 onderdirecteur van Ommerschans-buiten (in het begin ook genoemd kolonie 5).

Volgens latere registers is hij al op 23-03-1820 in functie bij de Maatschappij, eerst als opziener.

Jan Bosscha is geboren op 14-07-1795, volgens familie-onderzoekers in Dal, bij Oldemarkt. Genealogische gegevens zijn hier te vinden.

Op 11 augustus 1821 schrijft directeur Visser dat hij volgens intentie der Permanente Com­missie de opziener Bosscha in plaats van Fenner aan het hoofd van de Ommerschans geplaatst heeft. (Drents Archief, toegang 0186, invnr 59).

Op 6 december 1821 is ‘J. Bosscha, fung.ond.Direkt. van kol N5’ een van de ondertekenaars van het proces verbaal over een diefstal door strafkoloniste Heintje van Vliert (Drents Archief, toegang 0186, invnr 60)

In een brief dd 14 februari 1823, De bedelaarskolonie blz 142 ev, kijkt voormalig onderdirecteur Fenner terug op gebeurtenissen in juni 1822 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 64):

In de maand junij ll. gebeurte het, dat twee kollonisten, Toon Star 18 jaar en H. van Schie 20 jaaren oud, beide weezen uit Delft, zich schuldig hadden gemaakt an diefstal; – zij waaren voerlieden of geemploieerd bij den wagens der Maadschappij; zij hadden brood van der Maadschappij, dat voor de paarde bestemd waar, ontvreemd, en an eenen vreemden daghuurder in dienst der Maadschappij verkogt. Dit door Boscha den Onder-Directeur der buiten kollonie ondekt; die an mij om dat de wezen onder mijn ressort behoorden, darvan kennis gaf.

In diezelfde brief kijkt Fenner ook terug naar juli 1822:

De Heer Adjunct Directeur von Hoff, rijste in de maand julij ll. met een kolloniall wagen en paarden nar Harderwijk voor eigene particulie­re zaak, en verkogde daar bij geval an een schipper 800 schepel ardappelen, t schepel voor 10 st. in 14 dagen te leveren; zonder ten voren met den Ond: Directeur der buiten kollonie Boscha over den mogelijk of onmogelijkheid, van het leveren der ardappelen in die tijd gesprooken te hebben, en zelfs geen verstand darvan hebbende;
(…)
Boscha de Onder-Directeur der buiten kollonie hadde in t geheel geene schuld an dit al, om dat hij in zijn ressort zoo min wat te zeggen hadde, als ik in het mijne, en wierden van den Heer Adjunct maar als bijlooper angemerkt, alles moeste ter uitvoering gebracht worden op last van den WEdGestr. Heer von Hoff.

Op 20 december 1822 komt er een nota van de aannemer Nuis voor de bouw van het huis van Hoff voor ƒ2600,-, het huis van Bosscha voor ƒ800,- en van de brakken op de wal en kazarn voor de som van ƒ2400,-. (Drents Archief, toegang 0186, invnr 960)

Besluit dd 30 januari 1823 van de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 960):
Besluit der Permanente Kommissie wegens de definitieve aanstelling van ambtenaren in de kolonie de Ommerschans en bepaling van het vast trakte­ment an alle dezelve, van den 30 january 1823:
J. Bosscha tot onderdirekteur van kolonie N5 buiten de Ommerschans, op een jaarlijksch traktement van vijfhonderd guldens.

Uit een door Johannes van den Bosch op 12 maart 1823 aan de pc gezonden ‘verslag van den staat der Ommer­schans’ (Drents Archief, toegang 0186, invnr 64):

Ook den onderdirekteur Bosscha, buiten de Schans kweit zich goed van zijn plicht.

Het maandblad de Star van de Maatschappij van Weldadigheid, nummer van september 1823 meldt:

De Onder-Direkteur van kolonie No 4, bosma, en die van No 5, bosscha, voldoen beide zeer wel;

Bosscha mede-ondertekent het werkcontractje voor Eeltje de Haan

Uit een brief dd 28 december 1823 van directeur Visser aan de Permanent Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr XX):

Bij mijn laatste verblijf te Ommerschans zeide mij den Onder Direkteur Bosscha, dat hoeve N9 op nog niet aangekogte gronden van de Heeren Vos staat: het was mij destijds niet mogelijk dat te onderzoeken, omdat niemand met de localiteit bekend en hier een genoegzaam vertrouwen verdiende voorhanden was, mij daar toe de nodige onderrigting te geeven; en moest daarom dit onderzoek aan den Heer Harloff overlaten: ZE informeert mij bij missive van den 26 dezer dat, het gezegde van Bosscha alte waar is, en zend tot meerder duidelijkheid een schets waar van kopie hier nevens gaat.

Jan Ariëns Bosscha is een van de ondertekenaars van het verslag van de ‘Raad van Discipline in de kolonie N5′ die bijeenkomt ‘wegens de ingebragte beschuldigin­gen van den Heer Onderdirecteur en den wijkmeester Van Blanken omtrent de continueel slegte gedragingen en oneerlijkheid van den landbouwende kolonist J.C. Westerveld gehouden op den 17 february 1825‘.
Dat verslag wordt 2 maart 1825 door directeur Visser aan de Permanente Commissie gestuurd (Drents Archief, toegang 0186, invnr 72).

Bij een brief van kolonie-directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 76) zit een mede door Jan Bosscha opgesteld proces verbaal:

Van de Heer Adjunkt Direkteur Harloff heb ik ontvangen nevensgaand stuk, houdende beschuldigingen door den onder Dir. en wijkmeester van kol. N5 tegen den hoevenaar Bakema en deszelfs vrouw, als zich te hebben schuldig gemaakt aan verregaande neglisentie in de uitvoe­ring zijner pligten, veront­achtzamen der hun aanvertrouwde goederen en brutaliteit tegen gen. ambte­naren hunne superieuren:

Bijgevoegd proces-verbaal:

Op heden den drieentwintigste november des jaars eendui­zendachthonder­denvijfentwintig hebben wij S. Bosscha onderdi­rekteur en E. van der Woude wijkmeester bij kolonie N5 bevonden
Dat ten huize en hoeve N13, bewoond door den bouwman IJ. Bakema de aardappelen ongedekt en voor alle weder bloot stonden, hier over genoemde Bakema onderhouden hebbende heeft hij gezegd zulks niet geweten te hebben en dat hij de aardappelen had laten dekken zonder daarna gezien te hebben.
Alverder hebben wij ondergetekende bevonden dat op gemelde hoeve het hooi rondom de hooimiet verslingerd en in de modder getrapt was en de koeijen voor de helft hooi voor, om half twee uren des middags en overigens slingerde het hooi over de gansche deel zelfs met zoo eene ongeregeldheid dat zulks geen mensch met billijkheid konde aanschouwen zonder zijn misnoegen te kennen te geven.
Zoo hebben wij dan ook den genoemde Bakema zijne huisvrouw hierover onderhouden en hebben tot antwoord bekomen (Ik zal voor de bliksem Mijnheer Visser wel spreken) niets dan brutale uitdrukkingen. Zoo hebben wij haar bij den arm genomen om haar de fout aan te tonen, dan genoemde vrouw heeft niet opgehouden met brutaliseeren; zoo hebben wij Bakema bij of op het land zijnde daar van geinformeerd doch heeft hier op niet geantwoord.
Eindelijk hebben wij aan Bakema heden en ook vroeger gezegd dat hij dorsers moest nemen, uithoofde hij geen enkelde Bos stroo voor zijn vee te voederen had, doch hebben van hem tot antwoord bekomen dat wij hem dorsers zouden geven of brengen.
Het bovengemelde naar waarheid opgemaakt zijnde verzoeken wij dit hier in volgens de bestaande reglementen der Maatschappij van Weldadig­heid mag worden gehandeld.
Ommerschans den 23 november 1825
J. Bosscha E. van der Woude

Jan Ariëns Bosscha is getrouwd met Zwaantje Wolters Groeneboer, geboren op 10-03-1792.

Ze krijgen op de Ommerschans vijf kinderen:
– Wolter Bosscha, geboren op 24-09-1824.
– Geertje Bosscha, geboren op 22-03-1827; zij overlijdt 11-11-1827.
– Arend Bosscha, geboren op 07-10-1828.
– Albert Bosscha, geboren op 10-01-1831.
– Geertjen Bosscha, geboren op 22-04-1833.

Jan Bosscha wordt op 1 mei 1833 eervol ontslagen.

11 september 2013, Wil Schackmann, met gebruikmaking van informatie verstrekt door Thijs van Veen.