Maria Theresia Wittebol, bedelaar

Maria Theresia Wittebol behoort tot de groep van tachtig personen die op 3 november 1822 op de Ommerschans aankomen vanuit het gesticht van Kameren bij Brussel, het werkhuis van de provincie Zuid-Brabant, wier aankomst wordt genoemd op pagina 103 van De bedelaarskolonie
Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.

Ze krijgt in het stamboek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, invnr 422) het bedelaarsnummer 210. Volgens die inschrijving zou Maria Theresia Wittebol geboren zijn 8 november 1800 te Brussel als dochter van Guillaume Wittebol en een onbekende moeder.
Maria Theresia Wittebol heeft een lang aangezicht, bruine ogen, spitse neus, spitse kin, donkerbruin haar en als bijzonder kenmerk ´kinderziekte´.

Maria Theresia Wittebol komt ter sprake bij de ontslagvoordracht van 1829 als besloten is dat de mensen die er al vanaf 1822 zitten allemaal vrij mogen, zie De bedelaarskolonie blz 291. Maria Theresia Wittebol staat echter niet op de lijst.

Op een papiertje bij de ontslagaanvraag, Drents Archief, toegang 0186, invnr 1469, met als datum 30 maart 1829, vraagt de Permanente Commissie:
5e Wijders hebben wij niet op de staten gevonden de volgende kolonisten, welke in 1822 zijn aangekomen en dus volgens de Instructie, mede hadden moeten worden voorgesteld:


No 210 Marie Theresia Wittebol te Veenhuizen, aangekomen 3 november 1822

Daarop beantwoordt directeur Visser:
No 210 Marie Theresia Wittebol te Veenhuizen kan met boerewerk haar volgend onderhoud vinden en heeft meede een famielje die haar de eerste hulp bij ontslag zoude toedragen.

Bijgekrabbeld met potlood (waarschijnlijk de eindbeslissing):
Op een suppletoire voordragt geplaatst.