Pierre Reymenants, bedelaar

Hij staat ingeschreven als Pierre Reymenants, wordt vanuit Zuid Brabant – waar ze het weten kunnen – Jean Pierre François Reymenants genoemd en door de Maatschappij per ongeluk soms Johannes Reymenants. Ik houd de inschrijvingsvoornaam aan.

Pierre Reymenants behoort tot de groep van tachtig personen die op 3 november 1822 op de Ommerschans aankomen vanuit het gesticht van Kameren bij Brussel, het werkhuis van de provincie Zuid-Brabant, wier aankomst wordt genoemd op pagina 103 van De bedelaarskolonie. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.

Pierre Reymenants wordt met naam genoemd in De bedelaarskolonie blz 104, 155, 187-188. Ik heb hier nog niet alle stukken over hem opgenomen.

Op maandag 8 maart 1824, Drents Archief, toegang 0186 invnr 68, schrijft de directeur der koloniën aan de permanente commissie:

Der Permanente Kommissie heb ik de eer hier nevens te retourneren het bij hare missive dd. 3 dezer no. 3/3 ontvangen rekwest van den gedeserteerden J. Reijmenants;

ik heb gemeend niet beter aan het verlangen der Permanen­te Kommissie in deeze te kunnen voldoen, dan door het bijgaande berigt van den Heer Adj. Direkteur Harloff overtezenden;

uit hetzelve blijkt dat Reijme­nants voor de veldarbeid onbekwaam is, doch geene reden heeft zich over de behandeling hem aangedaan te beklagen.

 

Bijgevoegd is de notitie van Harloff:

Renseignement over het gehouden gedrag van den kolonist Johannes Reijmenants, gedurende deszelfs verblijf in het etablissement de Ommer­schans.

Johannes Reymenants is aangekomen den 3 nov. 1822 met een transport uit het gesticht te Brussel;

al dadelijk bij zijne aankomst beklaagde hij zich bij den heer Adjunkt Direkteur dezer kolonie over zijn ongesteld ligchaam, en ongeschiktheid tot den veldarbeid;

gemelde Heer plaatste hem uit dien hoofde als opzichter over een aantal te veld arbeidende jongens, doch zich onattent en traag daarbij gedragende moest men hem wederom daarvan afnemen, waarop hij naar het ziekenhuis gegaan en daar den geheelen winter gebleven is, hebbende hij zich in ’t hospitaal moeten geneezen naar de regels die daarvoor zijn voorgeschreven.

Den 26 april 1823 is hij van de kolonie gedeserteerd.

De notitie eindigt met een optelling van de schulden van Reijmenants. Naast de kleding die hij droeg bij zijn vertrek bedraagt dit ƒ5,09. Hij heeft voor vijftig cent aan kleding achtergelaten.

 

Op 22 april 1824, invnr 69, schrijft de staatsraad administrateur voor het armwezen aan de Perma­nen­te Commissie:

In antwoord op UWelEdelen missive van den 15e maart 1824, no. 90/3 12, heb ik de eer UWelEdelen te informeren dat Zijne Majesteit, bij dispositie van den 6e april 1824 no. 125, het verzoek van J. Reymenants, om vermindering van gevangenis-straf, en om bij het uiteinde van dezelve niet naar het bedelaars-werkhuis der provincie Zuid-Braband te worden gevoerd, heeft gewezen van de hand.