Kristiaan de Ruyter wordt 25 oktober 1822 de Ommerschans binnengebracht vanuit het werkhuis te Hoorn. Hij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 140. Volgens die inschrijving is hij geboren 24 augustus 1798 te Amsterdam, als zoon van Antoni Grades de Ruyter en Naatje van Weel, en heeft hij het laatst gewoond in hetzelfde Amsterdam.
Kristiaan de Ruyter is vier voet, zes palm en drie streep lang, heeft een rond aangezicht en een breed voorhoofd, blauwe ogen, een grote neus, een ronde kin, blond haar en als bijzonder kenmerk ‘een blaauw plekje op de regter arm’.
Kristiaan de Ruyter behoort tot de vier mannen die als eersten van de schans deserteren, beschreven in De bedelaarskolonie blz 104-106.
Die ontvluchting wordt ook genoemd in het boek van Albert Piel dat staat op de site van de historische vereniging Avereest. Piel maakt melding van de brief van adjunctdirecteur Hoff aan de gemeenten in de omgeving. Volgens Piel verzoekt Hoff daarin dat deze voortvluchtigen werden aangehouden overal waar deze zich buiten de Limieten der kolonie zullen vertonen, om daarna aan de Directie te worden overgeleverd. Voorts beschrijft Hoff hoe de voortvluchtigen aan hun bedelaarskleding te herkennen zijn en noemt hij hun namen en enige gegevens:
– Huig van der Grind, geboren te Hoorn, 2 mei 1787, gewoond hebbende te Hoorn.
– Constant Rijbrand ten Neeve, geboren te Goes, 11 april 1798, gewoond hebbende te Middelburg.
– Christiaan de Ruiter, geboren te Amsterdam, 24 augustus 1899, gewoond hebbende te Amsterdam.
– Pieter Tielemann, geboren te Bielefeld, 5 juli 1775, gewoond hebbende te Coevorden.
Kristiaan de Ruyter wordt door de politie van Hardenberg opgepakt en teruggevoerd en ondergaat het ‘proces’ en het vreselijke pak slaag als beschreven in De bedelaarskolonie blz 105-106.
Kristiaan de Ruyter wordt 16 augustus 1827 ontslagen.
8 augustus 2013, Wil Schackmann