Agnita van der Linde, bedelaar

Agnita van der Linde en de kinderen Schelvis worden met naam genoemd in De bedelaarskolonie blz 177.

Agnita van der Linde behoort tot de vrouwen in het provinciaal werkhuis te Hoorn, beschreven in De bedelaarskolonie blz 90-92, die door kapitein Hoff worden geselecteerd en daarna door hem over de Zuiderzee naar de Ommerschans worden gebracht, waar ze 10 oktober 1822 aankomen. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.

Agnita van der Linde wordt in het ‘boek gemerkt A’ (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) ingeschreven onder bedelaarsnummer 58. Volgens die inschrijving is zij geboren 9 januari 1792 (maar zie verderop over de onduidelijkheid daaromtrent) te Stellendam (idem), als dochter van Pieter en Johanna Sch???, en heeft zij het laatst gewoond in Rotterdam. Zij heeft een rond aangezicht en rond voorhoofd, donkerbruin haar en bruine ogen, een spitse neus, een ronde kin en als bijzonder kenmerk ‘pokdalig’.

Agnita van der Linde is bij binnenkomst vergezeld van twee kinderen:

Jakoba Schelvis krijgt in het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 59. Volgens die inschrijving is zij geboren 2 april 1820 te ‘Buitensluis’, als dochter van Jan Schelvis en Agnita van der Linde en was haar laatste woonplaats Rotterdam. Zij heeft een rond aangezicht en rond voorhoofd, blond haar en bruine ogen, een kleine neus en kleine mond, een spitse kin en geen bijzondere kenmerken.

Johannes Schelvis krijgt in het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 60. Volgens die inschrijving is hij geboren 26 maart 1817 te ‘Buitensluis’, als zoon van Jan Schelvis en Agnita van der Linde en was zijn laatste woonplaats Rotterdam. Hij heeft een rond aangezicht en rond voorhoofd, blond haar en blauwe ogen, een brede neus en kleine mond, een platte kin en geen bijzondere kenmerken.

De vermoedelijke echtgenoot van Agnita van der Linde en vader van Jakoba en Johanna Schelvis is:

Johannes Schelvis hoort bij de groep mannen uit Hoorn die
en wier aankomst op 25 oktober 1822 en gemoedstoestand wordt gemeld in De bedelaarskolonie blz 92-94. Hij krijgt in het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 121. Volgens die inschrijving is hij geboren 31 maart 1798 te Brielle, als zoon van Jop Schelvis en Jacoba van Missen, en heeft hij het laatst gewoond in Rotterdam. Johannes Schelvis is vijf voet, 1 palm en drie streep lang, hij heeft een lang aangezicht en een rond voorhoofd, blauwe ogen, een spitse neus, zijn kin is ‘rond met een kloof’, blond haar en als bijzonder kenmerk ‘de middelste vinger van de regter hand krom’.

Er wordt heel veel gecorrespondeerd over het domicilie van onderstand van Agnita van der Linde. Minstens een dozijn brieven. Aantekeningen daarvan heb ik niet allemaal bewaard, maar een kleine greep eruit:

8 januari 1825, brief van de Permanente Commissie aan de administrateur over het domicilie van Agij van der Linde (Drents Archief, toegang 0186, invnr 356)

13 april 1825, brief van de Permanente Commissie aan de administrateur, houdende bevestiging van de vroegere opgave van de domicilie van Agij van der Linde (Drents Archief, toegang 0186, invnr 356)

30 juni 1825, brief van directeur Wouter Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 74):
: Met terugzending des briefs van den Heer Administrateur van het Armwezen en de Gevangenissen dd. 8 dezer en dier bijlage handelende over het domicilie der koloniste Agij van der Linde, mij bij missive der Permanente Kommissie van den 17 dezer geworden, heb ik de eer te berigten, dat zij nu heeft verklaard
Dat zij geboren is te Stellendam en gedoopt te Goeree, omdat zoo als zij zegt, destijds te Stellendam geene kerk was en die beide plaatsen eene gemeente uitmaakten.
Dat hare beide ouders te Stellendam woonden, tot dat zij ongeveer elf jaren oud was, zijnde haar vader toen vertrokken zonder dat zij weet waar heen, en haar moeder met haar naar Oudetong, alwaar de moeder kort daarna is overleeden.
Dat zij vervolgens naar Stellendam is teruggekeerd, en daar heeft gewoond bij hare grootmoeder Angenieta Geilens, wed. Dirk van Gasselt, boerenarbeider.
Dat zij vermeende den 19 feb. 1826 twee en dertig jaren oud te zijn en gereformeerd gedoopt te weezen, doch is hieromtrent niet zeeker.
Dat zij geene eigene maar eene halve zuster heeft gehad genaamd Petronella.
Dat de wed. Hartman was haars vaders eigen zuster was genaamd Maria van der Linden.
Dat Gerdina Harman is de dogter van hare tante, dus volle nigt.
Eindelijk dat hare ouders hebben gewoond te Stellendam in de zogenaamde acht huizen; en dat eene der naast-buurvrouwen was Maria Sleutel.

Als Jan Schelvis de vader is, verlaat hij zijn gezin, want hij deserteert 10 april 1825. Maar volgens de index op de inschrijvingen keert hij later diverse keren terug en krijgt hij de bedelaarsnummers: B 1387, F 1408 (die heb ik toevallig gezien: binnengebracht 21 oktober 1828 door Rotterdam), G 742, G 2102, M 4326, N 228, 2921, P 1596.

Moeder Agnita van der Linde en de kinderen Jakoba Schelvis en Johannes Schelvis worden 28 augustus 1826 ontslagen.
Volgens de index op de inschrijvingen keert Agnita van der Linden later terug en krijgt zij bedelaarsnummer F 1363.
Ze zal dan in gezelschap zijn van haar dochter, want ik neem aan dat Jacoba Schelvisch F 1365 dezelfde is als Jacoba Schelvis.

16 augustus 2013, Wil Schackmann