Geertruij Koppens behoort tot de vrouwen in het provinciaal werkhuis te Hoorn, beschreven in De bedelaarskolonie blz 90-92, die door kapitein Hoff worden geselecteerd en daarna door hem over de Zuiderzee naar de Ommerschans worden gebracht, waar ze 10 oktober 1822 aankomen.
Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.
Geertruij Koppens wordt in het ‘boek gemerkt A’ ingeschreven onder bedelaarsnummer 36. Volgens die inschrijving is zij geboren 22 januari 1798 te Alkmaar als dochter van Fredrik Koppens en Maria van der Linde en heeft zij het laatst gewoond te Alkmaar. Zij heeft een lang aangezicht, rond voorhoofd, donkerbruin haar, bruine ogen, spitse neus en kleine mond, ronde kin en als bijzonder kenmerk ‘pokdalig’.
Zij wordt ontslagen 16 augustus 1827.
20 juli 2013, Wil Schackmann