Hendrik Hollerink, bedelaar

Hendrik Hollerink komt in correpondentie (zie onder) ook voor als Dirk Hollering.

Hendrik Hollerink behoort tot de groep die zondag 12 oktober 1823 vanuit Amsterdam door commissaris Sepp op de Ommerschans wordt binnengebracht en die genoemd wordt in De bedelaarskolonie blz 201-202. Er is een lijst met alle deelnemers aan die reis.

Bij binnenkomst krijgt Hendrik Hollerink in het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 1158. Volgens die inschrijving is hij geboren 17 juli 1805 te Amsterdam.
Hendrik Hollerink is vier voet en acht duim lang, heeft een rond en blozend aangezicht en een breed voorhoofd, lichtblauwe ogen, een dikke neus, een ronde kin, blond haar en als bijzonder kenmerk ‘een lidteken aan ’t regter been’.

Hij komt voor in een brief dd 25 februari 1825 van directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 72):
Bij deze gelegenheid neem ik de vrijheid de Permanente Komm. te verzoeken mij wel te willen informeeren, hoedanig te handelen ingeval een bedelaar door een Militaire Raad wordt opgeroepen om zijne redenen van vrijstelling voor dezelve te brengen? zoo als zulks plaats heeft bij den Heer Dirk Holle­ring N1158, welke door den Heer Burgemeester van Amsterdam is aange­schreven den 7 april aanstaande voor den Militaire Raad aldaar te compare­ren, ten einde zijne reden van vrijstelling, zoo hij die hebben mogt, door gen. Raad te worden beoordeelt, met verder kennisgeving dat hij, die niet voor de Mil. Raad verschijnd, volgens de wet gereekend wordt, geene reden tot vrijstelling te hebben, en finaal tot den dienst blijft gedesigneert:
ik heb mijn gevoelen daaromtrent den Heer Harloff mede gedeelt, hierin bestaande dat, wanneer de reden van vrijstelling is, zijne onvoldoende lengte, hij dan een certificaat daar van, door het hoofd van het gemeente bestuur te Ommen afgegeven, aan de Militaire Raad of Burgem. van Amsterdam moet inzenden;
dat wanneer de reden twijffelachtig is, hem dan een verlof moet worden gegeven; terwijl eindelijk, wanneer hij geene reden heeft, den tijd moet worden afgewagt dat hij, om werkelijk in dienst te treden, wordt opgeroepen: indien deeze gedagten niet met de intentie der Permanente Kommissie mogten strooken, hoop ik daar van ten aller spoedig­ste te worden geinfor­meerd.

Blijkbaar hoeft Hendrik Hollerink uiteindelijk niet in dienst, want hij behoort tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.

Hij wordt uit de bedelaarskolonie ontslagen 24 januari 1827.