Elizabeth Hoogland, bedelaar

Elizabeth Hoogland wordt 6 augustus 1824 de Ommerschans binnengebracht vanuit het gesticht te Hoorn. Zij krijgt op folio 401 van het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 860.
Volgens die inschrijving is zij geboren 12 januari 1803 te ’s Gravenhage, als dochter van Nicolaas Hoogland en Geertrui Geron.
Elizabeth Hoogland heeft een vol aangezicht en een hoog voorhoofd, donkerblauwe ogen, een kleine neus en kleine mond, spitse kin, bruin haar en als bijzonder kenmerk ‘pokdalig’.

Elizabeth Hoogland behoort tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.

Ze komt voor op een discussie over de ontslagvoordracht voor 1829 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 1469).
De Permanente Commissie schrijft 30 maart 1829:
Bij onze nota van benoodigde opgaven en berigten van bedelaars kolonisten van 4 dezer, hebben wij ook Elisabeth Hoogland No 860 te Veenhuizen opgegeven, om dezelve indien het nog tijd was op de voordragt te brengen.

Omdat ze niet op de concept-voordrach vanuit de directie stond wil men opheldering en bovendien vraagt men: opgave van de woonplaats, en het beroep van haren oom J. Eberhard.

Directeur Visser antwoordt:
Elisabeth Hoogland no 860 te Veenhuizen. Deze zich door een ontuchtig leven in eene zwangere staat bevindende is om die reden niet tot ontslag voorgesteld. Haare oom J. Eberhard is vleeschhouwersbaas te s’Gravenhage.

Bijgekrabbeld met potlood (wschijnlijk eindbeslissing):
Blijven om haar gedrag.