Pieter van Damme (geb 1797), bedelaar

Pieter van Damme wordt 22 november 1822 de Ommerschans binnengebracht vanuit het werkhuis te Brugge. De aankomst van dat konvooi wordt gemeld in De bedelaarskolonie blz 110. Hij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 295.

Volgens die inschrijving is hij geboren 25 december 1797 te Brugge, als zoon van Joseph van Damme en Marie Zegers, en heeft hij het laatst gewoond in hetzelfde Brugge.
Pieter van Damme is vijf voet en tien duim lang, hij heeft een lang aangezicht en een rond voorhoofd, bruine ogen, een brede kin, donkerbruin haar en als bijzonder kenmerk ‘weinig pokdalig’.

Pieter van Damme is ‘den 6 February vermist; den 19 febr van hetzelve terug, den 28 february 1823 vermist, den 1 maart van hetzelve terug, den 14 january 1824 vermist’.

Bij deze derde vluchtpoging blijft hij langer weg. Maar niet voorgoed. Hij wordt 6 juli 1824 door de regering der stad Brugge weer binnengebracht. Op folio 332 van het boek gemerkt A krijgt hij bedelaarsnummer 159.
Het signalement en de gegevens zijn hetzelfde.

Pieter van Damme behoort tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.

Zijn inschrijving loopt door in het boek gemerkt en daar wordt genoteerd dat Pieter van Damme 3 augustus 1827 wordt ontslagen.