Over de negociatie gaan diverse brieven, maar in gedrukte vorm wordt een zakelijke beschrijving gegeven in de Star 1822 p 236-238. De huisbankiers van de Maatschappij zijn Vlaer en Kol, en de banden zijn zo innig dat laatstgenoemde vanaf 1819 lid is van de Commissie van Weldadigheid.
De uitleg over ‘het gelukkigst lot’ komt van ‘den Heer Grave van Hogendorp’ namens de commissie ‘belast met het examineren der rekening en verantwoording van de ontvangsten en uitgaven der Maatschappij van Weldadigheid, over het vijfde maatschappelijk jaar, loopende tot 1 april 1823’, die rapport uitbrengt aan de Commissie van Toevoorzigt. Dat rapport staat in de Star van december 1823 vanaf p 961, en daarvandaan komt ook het citaat met ‘meer bepaaldelijk tot daarstelling van het groote etablissement’.
Over zijn onderhandelingen met aannemers schrijft Johannes van den Bosch aan de Permanente Commissie ondermeer op 6 april 1822, invnr 61. De vaste bouwer van de Maatschappij was vanaf het begin in 1818 aannemer Oosterloo uit Steenwijk, die zich later associeerde met Hoffman uit Den Haag, zie ook p 112.
Het verhaal over de ‘Munstersche Roverbende’ komt uit een brief van de procureur-crimineel van de provincie Overijssel aan de gemeentes dd 11 mei 1822, gemeentearchief Ommen, ingekomen stukken Stad Ommen 1821-1822.