ebaseerd op:
– brief van directeur Wouter Visser aan de Permanente Commissie dd 30 juni 1825, invnr 74, over Agnita of Agie van der Linde (1793) A58, met kinderen Jakoba Schelvis (1820) A59, en Johannes Schelvis (1818) A60. Vermoedelijke vader Jan Schelvis (1788) A121.
NB: Er wordt later nog meer gecorrespondeerd over haar domicilie.
– brief van de Permanente Commissie aan de Administrateur van het Armenwezen dd 13 mei 1824, invnr 355, over Jan Willem Thiele (1810) A657, ‘meent 13 jaren oud, en te Brielle geboren te zijn’, Hij tooit zich ook wel met de achternaam Zomer, zie p 108. Later het jaar schrijft Brielle erover, waarop directeur Visser op 3 augustus 1824 aan de Permanente Commissie schrijft: ‘is dienende dat J.W. Thiele persisteert bij het eenmaal gezegde omtrent de plaats zijner geboorte en dat hij tot bekoming van nadere renseignementen dien aangaande heeft aangewezen zijner stiefouder, Jacobus Elders van beroep modderman, wonende in de Teertuinen agter de Haarlemmerdijk te Amsterdam. Den brief van HH Wethouder van Brielle gaat hier nevens terug’, invnr 70.
NB: Jan Willem Thiele zal 8 maart 1830 de Ommerschans verlaten en in dienst gaan, maar keert in zijn latere leven diverse malen terug, als Somer Johan Wilhelm Tiele (I2417), en als Thienen Johan Wilhelm Zomer (I1819), en als Thielle Johan Wilhelm Zomer (M5145).
Reacties van steden komen uit het brievenboek, bijvoorbeeld Maasland vraagt dd 22 oktober 1823 via de administrateur om zo spoedig mogelijk ontslag van Huigje Koreneef, brievenboek invnr 20, en uit dezelfde bron 13 september 1823, ‘Gouverneur van Antwerpen verzoekt ontslag uit het Bed: Etablissement van Maria Elisabeth van Genechten, overgenomen uit het werkhuis te Hoorn, en wel ten verzoeke van het Gemeente Bestuur van onleesbaar alwaar zij is gedomiliceerd’.