Als invalide vertrokken, p 165

– Burgemeesters van Utrecht: ‘Melden de uitgeschoten transportkosten voor het doen overbrengen van M. van Eck naar Hoorn, eerstdaags aan de koloniale directie zelve te zullen doen teruggeven’, samenvatting op brief dd 4 juli 1823 in invnr 66. De Utrechtenaar die naar Hoorn overgebracht wordt is Migchiel van Eck A437.
– ‘Burgem van ’s Hage, stellen disponibel de f 12 uitgeschoten transportkosten voor het doen overbrengen naar Hoorn van den bedelaar Leijdenrath’ aantekening bij brief 7 juli 1823, brievenboek invnr 20. De door Zuid-Holland naar Hoorn gebrachte persoon is Hendrik Leijdenroth A314.

Kwestie Amsterdam gebaseerd op:
– brief van de gouverneur van Noord-Holland aan de Permanente Commissie dd 23 mei 1823, invnr 65,
– brief van directeur Visser aan de Permanente Commissie dd 5 juni 1823, met bijgevoegd een schrijven van adjunct-directeur Hoff van 4 juni, invnr 65,
– brief van de Permanente Commissie aan de gouverneur van Noord-Holland dd 12 juni 1823, invnr 354.
Het betreft de volgende personen:
– Lammert Mooij (1784) A444, eerst ‘uitgerekte spina donti’, blijkt later goede werker,
– Hendrik Herman Zegers (1769) A456, eerst onbruikbare hand, blijkt later goede werker,
– Peter Vermijlen (1804) A470, ‘ongeneeslijke beenvraat’, moet terug naar Amsterdam,
– Anna Isabella Kels (1773) A445, ‘naaijster in het waschhuis’
– Jan Frederik Siewers, ‘verminkte en misvormde armen’, moet terug naar Amsterdam,
– Johannes Hendrik Kellerman, ‘rheumatiek gestel’, moet met vrouw en kind terug naar Amsterdam,
– Jacob Gabriel Manché, ‘dubbeld zwaar gebroken’, , moet terug naar Amsterdam.

Over de naar Brugge, Mons en Kameren teruggestuurden:
– brief van de gouverneur van Overijssel aan de burgemeester van Ommen dd 6 juni 1823, gemeentearchief Ommen, ingekomen stukken Stad Ommen 1823-1824.