De eerste hoevenaars op aankomstdatum, met de oorspronkelijke plaats van herkomst, overgenomen uit invnr 1579, zie voor de eerste acht ook De proefkolonie:
– Johannes Molenaar (1785), uit Haarlem, 15 juli 1822 op hoeve 5
– Bernardus Harmeling (1764), uit Groningen, 13 augustus 1822 op hoeve 4
– Jan Cornelis Westervelt (1767), uit Broek in Waterland, 13 augustus 1822 op hoeve 1
– Klaas Tijmes (1784), uit Alkmaar, 11 oktober 1822 op hoeve 2
– Pieter Arends (1777), uit Jisp, 18 oktober 1822 op hoeve 3
– Dominicus Meeder (1769), uit Tholen, 26 november 1822 op hoeve 6
– Antonie Gerards (1773), uit Rotterdam, 23 december 1823 op hoeve 7
– Johannes ter Smetten (1778), uit Den Haag, 23 december 1823 op hoeve 9
– Teunis Verboom (1791), uit Dordrecht, 11 mei 1824 op hoeve 10
– Johannes Fukke (17930, uit Zaltbommel, op 11 mei 1824 op hoeve 11
– Hendrik Steunenberg (1774), uit Deventer, 19 oktober 1824 op hoeve 12
– Eilke Bakema (1778), uit Eenrum, 20 oktober 1824 op hoeve 13
– Heere Jaakes Kuyper (1788), uit Leeuwarden, 20 oktober 1824 op hoeve 14
– Gabriel Wibier (1770), uit Mons in België, 14 april 1825 op hoeve 15
– Jacobus Onvlee (1789), uit Leiden, 14 april 1825 op hoeve 16
– Anthonie van Osta (1770), uit Bergen op Zoom, 14 april 1825 op hoeve 17
– Anthonie Keizer (1767), uit Zaltbommel, 14 april 1825 op hoeve 18
– NB: Er komt wel commentaar op de kwaliteit die de gebroeders Makkinga leveren als ze de hoeves bouwen. Al bij de oplevering is er sprake van verzakkingen en bovendien blijken zij ‘boven het waschhok’ dunnere balken te hebben gebruikt dan in het bestek voorgeschreven. Aldus het verslag van ene R. Elsinga die was aangesteld om de bouwwerken te keuren. De gebroeders lossen het allemaal zodanig op dat de Maatschappij tevreden is, maar na vijf jaar heet het dat de eerste hoeves aan de achterkant ‘tegen verdere uitwijking der zijmuren hebben moeten gestut worden’.
– De in dit stuk genoemde landbouwdeskundige is dezelfde als de geciteerde ‘sympathisant’, namelijk hoogleraar Jan Kops, in de beginperiode van de Maatschappij van Weldadigheid een tegenstander van het plan, maar inmiddels bekeerd. Hij maakt deel uit van de ‘Commissie van Toevoorzigt’ en bezoekt in die hoedanigheid in augustus 1823 de koloniën. Zijn verslag staat in de Star van december 1823, p 927 en verder, en daar komen deze citaten vandaan.
– Over de hoeveelheid land rond de hoeves gaat het ook in het financieel jaarverslag in de Star 1823 p 691 ev, met name p 697.
– ‘Waar vindt men tot nog toe ergens in Europa,’ komt uit de Star 1824 p 770.
– De brief over de ‘aaneenschakeling van weldaden’ komt van hoevenaar Steunenberg, die hij stuurt aan de subcommissie Deventer, waarop die subcommissie dd 19 november 1824 aan de Permanente Commissie voorstelt die brief ‘ter plaatsing in het tijdschrift de Star aan te bieden’, invnr 71, wat vervolgens gebeurt in de Star 1824 p 850-851.
– NB: Een extra argument voor de mogelijkheid gewone kolonisten tot hoevenaars te bevorderen is volgens de Commissie van Toevoorzigt in de Star 1824 rond p 783 de opwekking van naijver onder de bewoners der vrije kolonien.
Verder gebruikt notulen van de vergaderingen van de Commissie van Weldadigheid invnr 16. De verslagen zijn afgedrukt in de Star van augustus en september 1822.