Maria Reevers behoort tot de groep van tachtig personen die op 3 november 1822 op de Ommerschans aankomen vanuit het gesticht van Kameren bij Brussel, het werkhuis van de provincie Zuid-Brabant, wier aankomst wordt genoemd op pagina 103 van De bedelaarskolonie. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.
Zij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 222.
Volgens die inschrijving is zij geboren 8 november 1803 te Brussel. Maria Reevers heeft een rond aangezicht en een rond voorhoofd, bruine ogen, een ronde kin, donkerbruin haar en als bijzonder kenmerk ‘pokdalig’.
Maria Reevers behoort tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.
Ze komt voor op een discussie over de ontslagvoordracht voor 1829 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 1469).
De Permanente Commissie schrijft 30 maart 1829:
Wijders hebben wij niet op de staten gevonden de volgende kolonisten, welke in 1822 zijn aangekomen en dus volgens de Instructie, mede hadden moeten worden voorgesteld.
(…)
No 222 Maria Revers te Veenhuizen, aangekomen 3 Nov 1822
Directeur Visser antwoordt:
Maria Revers no 222 te Veenhuizen heeft zich onwaardig gedragen om tot ontslag te worden voorgedragen, en verkeerd in eene zwangere staat, is eene brusselsche kantwerkster.
Bijgekrabbeld met potlood (wschijnlijk eindbeslissing):
Blijven uit hoofde van haar gedrag en toestand.