hooivork

Als de jonge advocaat Groen van Prinsterer zomer 1826 met zijn reisgezel de Ommerschans nadert, komen ze een groepje bedelaarskolonisten tegen. Op weg naar het landwerk dat hen het ‘laag bedrijf der bedelarij’ moet afleren. Maar één uit het groepje vraagt de deftige heren meteen om een aalmoes.
‘Naturam expelles furca…’, verzucht Groen. Ook al verjaag je de natuur met een hooivork… Het eropvolgende ‘tamen usque recurret’ uit dit citaat van Horatius, oftewel ‘ze blijft toch steeds terug komen’, laat hij maar weg.