rest 1819

De directeur der koloniën moet de schans ook nog zien en bovendien wordt hem advies gevraagd over het aantrekken van personeel voor de Ommerschans. Op 12 september 1819, schrijft de directeur, invnr 53:

Dat overtuigd van het belang om een goede onder-directeur te bekomen, ik mij heb voorgeno­men in persoon informatie van genoemde Heer Fenner te gaan inwinnen en dat ik daartoe gelegenheid zal hebben aanstaande zondag als zullende dan den 2 assessor bij zijn retour, over Hasselt en de Ommerschans vergezellen; waarna ik de Kommissie van mijne bevinding zal verslag doen.

 

Daarna beveelt hij Fenner aan als onderdirecteur. Zie voor meer over Fenner deze pagina.

 

Ook de gemeente Ommen heeft vernomen van het vruchtgebruik en op 22 september 1822invnr 53, schijft de burgemeester:

Ommen den 22 september 1819

Uit de Staatscourant vernomen hebbende, dat Z.M. onzen geliefden Koning de verlatene Ommerschans, gelegen in mijne gemeente, aan de Commissie van Weldadigheid ten gebruike, heeft afgestaan, en wel tot vestiging van eene bedelaars colonie, en ik dienaangaande, alsmede over andere zaken met Uwe Excellentie wenschte te spreken; zoo neme ik bij dezen de vrijheid UHEG eerbiedigst te verzoeken, mij deszelfs eersten komst aldaar te willen melden.
Ik heb de eer mij met verschuldigd respect te noemen,

De burgemeester der stad Ommen,
WH van Laer

De permanente commissie heeft op de brief genoteerd dat deze brief pas 7 november 1819 bij haar binnenkomt, diezelfde dag besproken en beantwoord wordt.

 

Volgens de notulen van de permanente commissie , invnr 38, wordt op 25 september 1819 besloten Craaij aan te­ nemen voor ƒ 60 jaarlijks, om te dienen in de Ommerschans. Ook de heer Fenner wordt als onderdirecteur aangesteld in de Ommerschans, voor een proefperiode van 3 maanden. Mocht hij aangesteld worden kan hij rekenen op 1 gulden daags en vrije woning.

 

Op donderdag 21 oktober 1819, invnr 53, schrijft de directeur der koloniën:

Dinsdag zal ik naar de Ommerschans gaan, ten einde dezelve overtenemen.

 

Dinsdag 26 oktober wordt de Ommerschans dus overgedragen. Op woensdag 3 november 1819, invnr 53, schrijft de directeur der koloniën:

Het hier bijgaande proces verbaal van de overneeming der Ommerschans heden ontvangen hebbende, haast ik mij het zelve aan de Permanente Kommissie te doen toekomen. Ook den daarbij ontvangen brief, zend ik, tot informatie, mede aan de Kommis­sie over.

 

Wat de genoemde brief inhoudt weet ik niet. Dat geldt ook voor ‘het plan’ dat genoemd wordt in de brief van de directeur van dinsdag 30 november 1819, invnr 53:

Ook het plan van de Ommerschans met eene berekening der kosten van Dheer Oosterlo ontvangen, is daarbij verzonden.

 

Op dinsdag 21 december 1819, invnr 53, schrijft de directeur der koloniën, in een vergelijking met de moeilijkheden om op het Steenwijkerwoldeheideveld een kolonie (Willemsoord) te stichten:

Wanneer de Kommissie in het bezit is van de gronden bij de Ommerschans, zal zij daar – aan het kanaal gelegen – met veel gemakkelijkheid. eene kolonie vestigen kunnen.

 

Maar blijkbaar doet de gemeente Ommen moeilijk. Want in de notulen van de permanente commissie, invnr 38, wordt bij zaterdag 25 december 1819 genoteerd:

Besloten den Direkteur aanteschrijven, om onverwijld posses­sie te nemen van de gronden, die behoord hebben tot de Ommer­schans, door het daarstellen op de limieten van palen, met het opschrift, Maatschappij van Weldadigheid, en voorts om in den naasten omtrek van het fort te doen steeken den noodige plag­gen (zo mogelijk bij aanbesteding) voor 100 mistbulten ieder van 150 voerens, wordende aan ZijnEG elke partikuliere schik­kingen daaromtrent overgelaten.