maart 1829, discussie over de ontslagvoordracht

In Drents Archief, toegang 0186, invnr 1469 bevinden zich velletjes met discussie over de voordracht voor ontslag van bedelaarskolonisten in 1829. Er zijn opmerkingen van de permanente commissie (verder PC) en antwoorden van de directeur der koloniën Wouter Visser (verder Visser) en daarnaast zijn er dingen bijgekrabbeld met potlood, die waarschijnlijk de eindbeslissingen van de permanente commissie zijn.

 

Opschrift:

PC: Nota der bevinding van de staten van voordragt tot ontslag van bedelaars kolonisten uit de kolonien ontvangen.
Visser: Beantwoordnota der bevinding van de Staten van voordragt tot ontslag van bedelaarskolonisten uit de kolonien ontvangen.

 

PC: 1e Van de voordragt, door de Kommissie uit de staten gemaakt, zijn afgelaten geworden de personen, op nevensgevoegde lijst vermeld, om de daarbij opgegevene redenen.

Op die lijst staan bijvoorbeeld:

964 Antje Burger en 981 Geertruida Koper: Deze komen op de lijst van geheele invaliden voor. Hoe komen zij dan aan meer dan f 25 oververdiensten. Dit ophelderen en tevens opgaven waarmede zij dan in de gewone Mij de kost kunnen verdienen.

PC: 2e Ten aanzien der personen onder No 964, 981, 1540, 102, 105 en 1469 op die lijst voorkomende, verwacht de Permanente Kommissie nadere opheldering ten einde dezelfe des nodig, in eene suppletoire voordragt te begrijpen.

 

Visser: No 964 Antje Burger en 981 Geertruida Koper,
1 zijn altijd ijverig in de fabriek werkzaam geweest,
2 hebben in 1827 voor zilver koloniale munt ingewisseld en deze munt destijds gestort
3 hebben van andere fabriekswerkers voor zilvermunt opgekogt het door hun meerder verdiende, als tot hunne voeding vereischt wierd en hebben langs dezen weg oververdiensten verkregen.
Dat zij wel in staat zijn om in de gewone maatschappij met fabriekarbeid in hun onderhoud te kunnen voorzien.

Bijgekrabbeld met potlood: Blijven, om dat zij hare oververdiensten op eene onbetamelijke wijze hebben verkregen, en zij slechts van april 1827 in de gestichten zijn.

Visser: No 1540 Catharina Hilsemortel(??), met haar kind no 1541, id id als de voorgenoemden en nog voorgeeft dat hare famielje ertoe in staat is en haar ook gaarne wilde onderhouden.

Bijgekrabbeld met potlood: Blijven, om dat zij hare oververdiensten op eene onbetamelijke wijze heeft verkregen. Het staat hare familie vrij, bijaldien zij in staat en genegen is voor haar onderhoud te zorgen, haar ontslag bij request te verzoeken.

Visser: No 102 Hendrik Tammierin(??) en no 105 Anna Elisabeth Neebe. Wat de schuld der vrouw aangaat, deze is door drievoudige desertie waarvan eene in December 1826 aan transport haar in rekening is gebragt ongeveer f 25, suplesie op voeding en hospitaalkosten dewijl zij niet wilde werken en altijd voorgaf ziek te zijn veroorzaakt. Wat de man betreft deze is zeer goed in staat in de gewone maatschappij zijn onderhoud te kunnen verdienen al wierd hij dan ook onverhoopt buiten zijne vrouw ontslagen.

Bijgekrabbeld met potlood: Blijven, tot dat de rekening der vrouw gelijk gemaakt is en zij nog oververdiensten daarboven zullen gemaakt hebben.
Aan de directie overlaten of de man een gunst zou kunnen worden bewezen, met hem in eene woning van arbeiders te Veenh. overteplaatsen, met zijne vrouw.

Visser: No 1469 Hermanus van Wijk. Omtrent H. van Wijk op de lijst der geschrapte voorkomende, wordt door de Permanente Kommissie naar alle waarschijnlijkheid abusief bedoeld zekeren Pieter Jans van Wijk Nummer 645 den 16 augustus 1827 ontslagen, welke tweemalen in het Etablissement is aanwezig geweest, ook wordt nog gevonden eenen Evert Hendrik van Wijk den 1e Meij 1828 overgeplaatst naar Veenhuizen.

Bijgekrabbeld met potlood: Andermaal vragen waarom Hermanus van Wijk No 1469, tot wiens ontslag verleden jaar autorisatie was verkregen, niet is ontslagen.
Intussen niet op de suppletoire voordragt brengen.

 

PC: 3e Bij de instructie voor de staten van voordragt is mede Bartholomeus Heiligers, No 741 te Ommerschans, opgeven om in dezelve te worden begrepen, doch hij wordt daarop niet gevonden; waarom wij alsnog verzoeken om ons den stand zijner rekening optegeven met de bijzonderheden omtrent zijn gedrag en geschiktheid voor den arbeid.

Visser: 3e Bartholomeus Heiligers No 741, is weliswaar bij de instructie tot voordragt van ontslag opgegeven doch den 8 December gedeserteerd en den 3 april weder vrijwillig zonder geleider teruggekomen. Had bij zijne desertie op kleeding f 7,47 1/2 te goed en f 15,09 ½ aan oververdiensten.

Bijgekrabbeld met potlood: Vragen waarom van zijne desertie geene opgaven gedaan is. Intusschen blijven.

PC: 4e Bij onze nota van benoodigde opgaven en berigten van bedelaars kolonisten van 4 dezer, hebben wij ook Elisabeth Hoogland No 860 te Veenhuizen opgegeven, om dezelve indien het nog tijd was op de voordragt te brengen. Haar echter mede daarop niet gevonden hebbende verzoeken wij omtrent haar hetzelfde als sub No 3 benevens opgave van de woonplaats, en het beroep van haren oom J. Eberhard.

Visser: 4e Elisabeth Hoogland no 860 te Veenhuizen. Deze zich door een ontuchtig leven in eene zwangere staat bevindende is om die reden niet tot ontslag voorgesteld. Haare oom  J. Eberhard is vleeschhouwersbaas te s’Gravenhage.

Bijgekrabbeld met potlood: Blijven om haar gedrag.

 

PC: 5e Wijders hebben wij niet op de staten gevonden de volgende kolonisten, welke in 1822 zijn aangekomen en dus volgens de Instructie, mede hadden moeten worden voorgesteld.
No 20, Anton Colon te Veenhuizen, aangekomen 6 October 1822.

Visser: 5e No 20 Anton Colon te Veenhuizen. Vermeent als kleermaker wel zijn bestaan te zullen vinden, men heeft hem eerst van de voordragt afgelaten, uit hoofde hij niet in staat wordt beschouwd om zelve in zijne behoeften te kunnen voorzien en zonder de Maatschappij van Weldadigheid weder tot armoede en gebrek zoude moeten overgaan.

Bijgekrabbeld met potlood: Op de suppletoire voordragt plaatsen.

PC: No 67 Trijntje de Booy te Veenhuizen, aangekomen 10 October 1822

Visser: Trijntje de Booy No 67 te Veenhuizen is een kind van slegts 12 jaren en heeft hare moeder voor 3 jaren in de Ommerschans verloren, zij moet te Alphen nog ooms hebben wonen, is voorts een gezond en deugdzaam meisje.

Bijgekrabbeld met potlood: Voorgesteld om te worden overgeplaatst in de kindergestichten.

PC: No 210 Marie Theresia Wittebol te Veenhuizen, aangekomen 3 november 1822

Visser: No 210 Marie Theresia Wittebol te Veenhuizen kan met boerewerk haar volgend onderhoud vinden en heeft meede een famielje die haar de eerste hulp bij ontslag zoude toedragen.

Bijgekrabbeld met potlood: Op een suppletoire coordragt geplaatst.

PC: No 222(??) Maria Revers te Veenhuizen, aangekomen 3 Nov 1822

Visser: Maria Revers no 222 te Veenhuizen heeft zich onwaardig gedragen om tot ontslag te worden voorgedragen, en verkeerd in eene zwangere staat, is eene brusselsche kantwerkster.

Bijgekrabbeld met potlood: Blijven uit hoofde van haar gedrag en toestand.

PC: No 229 Maria Elisabeth Delmay, aangekomen 3 november 1822.

Visser: Maria Elisabeth Delmay no 229 is in staat haar brood met kantwerken te verdienen.

Bijgekrabbeld met potlood: Op een suppletoire voordragt geplaatst.

PC: No 249 Martins Prinse te Ommerschans aangekomen 4 November 1822

Visser: Martins Prinse no 249 te Veenhuizen Is om reden van de voordragt afgelaten geworden doordien hij innocent is en niet geschikt om in de gewone maatschappij te worden opgenomen, alleen door hem in het gestigt van weldadigheid te laten blijven, wordt hij voor alle behoefte bewaard gebleven.

Bijgekrabbeld met potlood: Blijven om zijne ongeschiktheid om voor zich de kost te verdienen.

PC: No 277 Maria Sibella Gront te Veenhuizen, aangekomen 11 november 1822

Visser: Maria Sibella Grond te Veenhuizen no 277. Verstaat het boerewerk zeer goed en heeft tevens famielje die haar zoude kunnen helpen.

Bijgekrabbeld met potlood: Op de voordragt geplaatst.

PC: No 280 Maria Helena Mignon te Veenhuizen, aangekomen 11 november 1822

Visser: Maria Helena Mignon te Veenhuizen no 280. Is eene boerewerkster waarin zij haar volgend bestaan zoude kunnen verdienen.

Bijgekrabbeld met potlood: Op de voordragt.

PC: No 302 Maria Verreeke te Veenhuizen, aangekomen 22 november 1822

Visser: No 302 Maria Verreeke te Veenhuizen. Is een boerewerkster en in staat als zoodanig zelfs haar bestaan te kunnen verschaffen.

Bijgekrabbeld met potlood: Op de voordragt.

PC: No 336 Adam Schuilkens te Veenhuizen, aangekomen 28 december 1822.
Van welke wij alzoo nog de Instructie verlangende opgaven verzoeken.

Visser: Adam Schuilkens no 336 te Veenhuizen. Is een braaf man maar verzoekt tevens niet ontslagen te worden wijl hij elders zijn bestaan niet kan hebben door zijn vergevorderde jaren.

Bijgekrabbeld met potlood: Blijven als niet in staat om zijn kost te winnen.

PC: 6e Bij aldien onder de bedelaars kolonisten, welke bij bijzondere Kontracten zijn geplaatst personen gevonden worden behalve de reeds opgegevene Maria Boudon No 13 BK te Veenhuizen, welke ingevolge de instructie aan hunne besteders tot ontslag behooren te worden voorgedragen alsdan dezelve nu mede opgeven met de opgaven en berigten bij de Instructie bepaald.

Te ’s Gravenhage 30 maart 1829,
Namens de Permanente Kommissie van Weldadigheid
(was) Getekend J. van Konijnenburg.

 

De directeur der kolonien, Visser

 

Van de bij 4e en 5e genoemde bedelaars heeft Visser een staat gemaakt met extracten uit hun rekening,