januari 1822, verslag directeur

Op zaterdag 26 januari 1822 schrijft directeur der koloniën Wouter Visser over de eerste desertie van een strafkolonist en doet hij verslag van de stand van zaken op de Ommerschans. De brief bevindt zich in invnr 60:

 

Verders ontvangt de Permanente Kommissie met deze nader informatie aangaande den persoon en de desertie van F. Machielse uit de Ommer­schans; zondag den 19 dezer was hij present op het appel van 9 uuren, en is nog gezien om 11 uuren, daar na, terwijl den sergeant Sijl, met eenige der vertrouwdste kolonisten naar de gereformeerde kerk was gegaan – geschie­dende zulks alternatif met de roomschgezinden – om 12 uuren bij het uitge­ven van het eeten mankeerde Machiel­sen.

Men maakte dadelijk het besluit op dat hij was weggelopen en zond twee expressen; de een de weg op naar Meppel en de ander naar Ommen; de laatsgenoemde was spoe­dig onderrigt dat de voortvlugtige langs die weg was gegaan; in Ommen komende vraagt hij adsistentie bij de Heer vrederegter de Quaij, tot het onderzoek der huizen waar zoo iemand zich zoude kunnen ophouden, het­welk hem wierdt ver­leendt, doch te ver­geefsch;

men geloofde dus, dat hij de weg naar Harden­berg, of Zwolle moest zijn inge­slagen, doch daar kon men zijn spoor niet volgen en de expres kwam onverrichte zaken terug: niet tegenstaande voorn: onderzoek (dat wel niet heel nauwkeurig schijnt te zijn geschiedt) heeft men naderhand vernomen dat Machielse de nagt in Ommen heeft door­gebragt en des morgens met scharenslijpers daar uit is gegaan.

Dan daar dit reeds twee dagen later was, heeft de onder Directeur geene demarches gedaan hem op dat spoor te vervolgen.

Donderdag avond op de Schans mij bevindende, wierdt ik geinfor­meerd dat hij daags te voren in een dorp slechts drie uuren van die kolonie had gebe­delt.

Ik heb Sijl de volgende morgen uitge­zonden om hem was het mogelijk nog in die environs te vinden, waarop ik naar hier ben geretourneerd.

Dan terwijl ik nog geen nader berigt heb ontvangen is het te vreezen dat ook dit vruchteloos zal zijn afgelopen.

Vol­gens verklaring van den onder Direkteur was de binnen ring muur niet geopend geweest, en moet dus Machielse over de muur, zoo ook om of over de barriere, zijn geklom­men.

De eerste heb ik telkens dat ik onverwagts op de Schans kwam, gesloten gevonden.

Den onder kolonist Pirre welke met hem uit kol: no.4 was gedeserteerd, heeft mij verhaalt dat hij, Pirre, voorheen gedurende twee agter een volgende jaren met een orgel langs de straten van Amsterdam heeft gelopen, ten einde voor een ander te bedelen, waar voor hij een vast inko­men van vrije voeding, klee­ding en twee guldens per week genoot; als Machielse dit zelfde of een diergelijk bedrijf heeft geoefend, zal het moeijelijk blijven hem te arresteren, ten minste zonder bijzonderde hulp der policie.

 

Voorts heb ik het genoegen de Perma­nente Kommissie te rapporte­ren dat ik de inrigting en werkzaamheden van de Schans, in het algemeen genomen, naar mijn genoe­gen heb gevonden;

de Heer Fenner hadt met mijn voorkennis de kinderen, waar onder zelfs volwassen dogters uit enkelde huisge­zinnen, zoals dat van Houtman, Peen en andere gesepareert en onder opzicht en ver­zorging van vrouw Bosma, van Wymbritsera­deel gestelt, of in eenen andere kamer bij de afzonderlijke vrouwen zoals B. Liefmans, G. Nieuwenhuis, T. Bensonides enz. geplaatst, wordende hierdoor de kinderen beter gerei­nigt, en de volwassenen meer bijzonder tot den arbeid verpligt.

De vertering van alle de leden eens huisgezins op deze wijze geschei­den, te zamen genomen bedraagt wel meer dan in geval zulk een famille in zijn geheel was gebleven; dit belet egter niet dat hetzel­ve kosteloos wordt onderhouden, en dan geloof ik zeker te zijn, dat de provisioneel ingevoerde maatregel een zeer goede strek­king ook op de zedelijkheid hebben zal.