Op zaterdag 14 december 1822 schrijft Johannes van den Bosch vanuit Frederiksoord aan de andere leden van de permanente commissie, invnr 63:
Frederiksoord den 14 december 1822
WelEdele Heeren
Met de boeren van Huizen en Vaerten is eene voorlopige overeenkomst getroffen wegens den afstand der gronden bewesten de kolonie Ommerschans en welken op nevens gaande kaartje worden aangegeven en omschreven.
Deze gronden zijn gelegen tegen het stuk 400 morgen groot, waar in de Maatschappij drie waardeelen bezit en op voorwaarde dat wij de scheiding van ons aandeel daar in zullen provoceren er als dan morgen tegen morgen ruilen.
Het zal niet onmogelijk zijn daar in nog een waardeel te bekomen, en als dan de schuine grenslijn paralel of nagenoeg paralel met de aanleg der hoeven te bekomen.
Met de grond die de Maatschappij er heeft liggen zullen er vier nieuwe hoevens kunnen worden aangelegd.
Een stuk boekweit veen intusschen in dat perceel gelegen is voor 100 en 110 de morgen verkogt. De ondergrond moet aan de Maatschappij vervallen. Gemerkt de hoge prijs heeft zulks niet kunnen worden gekogt.
Het bewuste perceel aan ons afgestaan is dat gene waarover ik de Heer van Riemsdijk onderhouden heb tijdens ons aanwezen aan de Ommerschans, en waar van wij aan Kruisinga de afstand van eenig stuk grond ten zuiden der vaart buiten de kolonie gelegen beloofd hebben indien hij deze ruiling tot stand bragt.
Keurt de Kommissie deze ruiling goed, dan zal ik de nodige papieren daar van doen opmaken en ter approbatie inzenden.
Verder is met de Heer van Dedem voorlopig een overeenkomst getroffen wegens den afstand van 18 morgen veen en een perceel lands van pl: min: 400 morgen ten oosten van de Ommerschans gelegen. Dit perceel behoort aan onderscheidene particuliere eigenaren aan de Heer van Dedem geparenteerd of met hem geassocieerd, en met welke ieder afzonderlijk niet te handelen is.
Voor het veen (de 18 morgen) is de Heer van Dedem onder nadere approbatie vroeger ƒ275- per morgen geboden en voor de overige grond ƒ30- de morgen. Onder die voorwaarden echter hebben de overige deelhebbers destijds geen genoegen genomen in de koop.
De Heer van Dedem echter is om geld verlegen en wij hebben gemeend deze gelegenheid te moeten benuttigen om zijn veen te kopen, onder voorwaarde dat hij ons de overige gronden bezorgd beide tot een prijs die wij te voren gesteld hadden, zo dat thans veen en grond niet hoger zal komen te staan dan het eerste tegen 275 en het overige tegen ƒ30-.
Hier door zal ons tevens eene grote zwarigheid uit de weg geruimt worden. Dit blok namentlijk schiet met een punt in de gronden om de Schans gelegen over welke die van Ommen geen beschikking hebben. Dezelve zijn particulier eigendom en over dezelve zal denkelijk zonder processen niet kunnen worden gedisponeerd.
Die van Ommen zo het tonen(?) door gaan, blijven altijd verplicht om ons 600 morgen grond te leveren.
Het stuk tusschen het tolhek en de Schans, aan de zuid en noordkant, en tusschen de weg en het gekogte stuk aan de oost en westzijde zal hier toe gevoegelijk kunnen dienen en als dan de kolonie nagenoeg geamidisseerd(?) zij, daar het kanaal langs de west zijde van de weg geprojecteerd is en langs de schijding A en D lopen kan, zijnde de grond buiten de scheiding groen land dat voor geen ƒ150- de morgen gekogt worden kan en daar om door Ommen bij vroeger kontrakt zich het zelve voorbehouden hebben.
Door de voorgestelde kopen zullen wij 1000 morgen grond verkregen hebben.
Zelf mogen wij hopen ook hier een rechthoekige scheiding door ruiling of andersints in het vervolg te zullen verkrijgen, het welk beter staat maar geen volstrekte vereischte is.
De gronden verder oostelijk van het perceel van 400 morgen ten oosten gelegen zijn, waar van nog wel eenige stukken zullen te bekomen zijn, mogelijk wel geruild kunnen zullen kunnen worden tegen eenige andere gronden der Maatschappij in onze ? vesting gelegen.
De voorgestelde overeenkomsten aan de approbatie der Kommissie onderwerpende heb ik de eer met hoogachting te zijn
UWelEd DWDienaar
J. van den Bosch
P.S. Zo de Kommissie goedvinden mogt het kontrakt met van Dedem te approberen stel ik voor daar bij deze clausule te voegen: mits in alle gevallen de Maatschappij door dien koop eigenaar word van het veen van de Heer van Dedem en ten minste 300 morgen heide grond aan een stuk in het derde perceel gelegen en aan hare gronden in het genoemde veen aansluitende.
J. van den Bosch
De in de brief genoemde kaart zit er helaas niet bij.
Het genoemde contract onder voorwaarden met baron van Dedem wordt op 23 december 1822 door Johannes gestuurd, zie hier.
Later, 18 februari 1823, blijken de andere grondeigenaren moeilijk te doen over de verkoop, zie hier.
En nog later, 11 mei 1823, blijkt het met die 180 morgens van baron van Dedem anders te zijn dan hij hen had voorgespiegeld, zie hier.