april 1823, de aanstelling van bedelaar-veldwachters

Op 29 april 1823, invnr  65, meldt Johannes van den Bosch dat hij op de Ommerschans is geweest.

– Hij snapt de ontevredenheid van bedelaars over de voeding en voert daar een tijdelijke verandering door.
– Hij stelt bedelaar-veldwachters aan.
– Hij wil meer activiteit in de omgeving tegen deserteurs.
– Hij stelt veranderingen in het kledingpakket voor.
– Hij oppert invaliden te laten blijven en er extra geld voor te vragen.
En diverse andere zaken, waaronder over de gouverneur van Drenthe (à tout péché miséricorde = er is vergiffenis voor iedere zonde).

 

WelEdele Heeren!

Ik ben gisteren avond van de Ommerschans terug gekomen, en heb daar alles wat de landbouw betreft, beneffens de inwendige order, en staat der fondsen, in den besten toestand gevonden.

Het misnoegen en de desertie die daar van het geval geweest is, is hoofdzakelijk daar uit ontstaan dat het brood, thans door de meerdere duurte der granen en daar op gelegde belasting 9 stui­vers de 12 pond kost, terwijl vroeger daar voor 5½ betaald wierd.

De veldarbeid die met kragt word doorgezet maakt hongerige bui­ken en de kolonist die goed werkt heeft thans bij meerder arbeid minder brood, dan hij van den winter genoten heeft.

Ook was het mid­dag eeten minder voedzaam dan van de winter, daar de eigen garst geconsumeerd was en dezelve tegenwoordig in prijs merke­lijk gestegen zijnde, dezelfde hoeveelheid niet in de soup gedaan kon worden, als wel eer.

De reclames daartegen waren zo billijk, de noodzakelijkheid om daar in te voorzien zo dringend, dat ik last gegeeven heb, om bij provisie de verdiensten tot ƒ1,50 uittebetalen op den voet en wijze als ik in mijn brief aan den Heer van Riemsdijk geexpli­ceerd heb, en behoudens de bepaling dat het geheele eta­blissement niet meer kosten moeten dan bij artik. 2 van het besluit van 22 maart 1823 van het reglement bepaald is, zo dat die uit betaling der verdiensten tot ƒ1,50 alleen die geene betrof, welke dezelve verdienen, en de Maatschappij daardoor slechts eene winst van nog geen stuiver per hoofd leiden zal, namentlijk van die der zomer, die boven ƒ27- verdienen.

Ik hoop dat de Kommissie deeze provisioneele maatregel wel zal willen goed­keuren.

Ten aanzien der desertie is het mij ge­bleken dat die moeijelijk door menschen te paard zal kunnen worden belet, dan met dieven kan men dieven best vangen.

Er zijn onder de bedelaars knapen die te voren ge­dient hebben, tot correctionele straffen ver­wezen en naderhand ontslagen zijn.

Zo bij­voor­beeld is er een onder die een kameraad in duel doodgeschoten heeft.

Deeze men­schen zijn ijverig, arbeidzaam maar kunnen in de gewone maatschappij geen arbeid vin­den, uit hoofde van de straf door hen onder­gaan.

Deeze zijn uitmuntende geschikt om op de andere te passen, te meer daar zij alle geld bij de Maatschappij te goed hebben.

Ik stel voor er drie aantestellen tot veld­wachters met het genot van ƒ2- s’weeks en ƒ3- premie voor ieder deserteur die zij ach­terhalen, doch ook tegen korting van vijftien stuivers op hun tractement van ieder veld­wachter voor ieder bedelaar die ontsnapt is, en niet achterhaald word.

De veldwachter te paard, die reeds daar is deeld in deze voor­waarden. deeze menschen hebben relatien onder de bedelaars, zij zijn in zeker opzichte daar onder de matadors en hebben dus gele­gentheid alle complotten te leren kennen alvorens die worden uitgevoerd.

Reeds meer­malen hebben zij bewijzen gegeeven dat zij vertrouwen verdienen.

Ik heb hun provisio­neel in dienst gesteld met belofte van aan de Kommissie voortestellen, dat zo zij zich wel van hunne plicht kweiten, aan den Minister hun ontslag als bedelaars te verzoeken, waar bij zij echter van hunne zijde verlangen in gevestigt te mogen blijven, want reeds vroe­ger hadden zij zich geinformeerd als men ƒ25- te goed had, of men dan vertrekken moest, waar toe zij zich ongenegen verklaar­den.

Al verder moet ik aan de Kommissie voorstellen, de Gouverneurs van Overijssel en Drenthe op het dringendste te verzoeken, dat zij de gemeente besturen, de eerste aan die van Zwolle, Hasselt, Ommen en der Har­denberg beneffens van Veenbruggen op de grenzen, gelieve aanteschrijven van hunne veldwachters verantwoordelijk te stellen zo zij niet hunne vlijt aanwen­den om de bedelaars optevatten die uit de Schans deserteren.

De tweede te informeren dat men zich te Meppel in het geheel niet schijnt te bekreunen aan het opvatten van bedelaars en te Zwartsluis zeer weinig, dat men mitsdien Zijn Hoog Ed. verzoekt van daar omtrend de nodige orders te willen geven; bij deze gelegenheid dient hij ook op eene vleijende wijze bedankt te wor­den voor de goede diensten laatst aan de Maatschappij bewezen en de behande­ling der zaak te Norgh wegens den afstand der gronden voor het kanaal uit de Norcher Vaart naar het nieuwe etablissement.

Ook daarvan diende een woord in de Star gezegd te wor­den, want warelijk is hij ons bij die gelegent­heid zeer nuttig geweest en werkt thans ijve­rig meede a tout peche misericor­de.

 

Nog wensche ik dat de Kommissie be­paalde dat tot een eerste mise van kleeding voor de bedelaars een paar klompen ver­strekt zouden worden.

Veele lopen thans bloodsvoet en s’morgens is dat zeer onge­zond op de koude en natte grond.

Ook schijnt het mij billijk dat de zodanige die zuinig zijn op hunne kleeding en wier kleeding fonds zulks toelaat een paar schoe­nen verstrekt worden, als zij dit verdienen.

Deeze kunnen in het instituut gemaakt wor­den.

Bij veellerlei soort van arbeid is dat no­dig, (bijvoorbeeld) voerlieden, ploegers die veel moeten lopen.

Als de leemachtige grond aanhangd, is er met klompen geen doorko­men aan.

Het is ook billijk dat men de ijverige onder­scheid.

Dat geen fondsen overschreven worden daar omtrend kan de Kom­missie zich op von Hoff verlaten, althans wanneer zulks binnen zijn bereik gesteld is, gelijk hier het geval is.

Zijn zorg voor de kleeding, de ver­stelling en reiniging van zelve is zo groot dat het daar voor geakkordeerde zeker zal toerei­ken.

Ook is er niets bepaald voor de hoofd kleeding der vrouwen, en daar dat gedeelte van het vrouwelijke lichaam het moeielijkst te behandelen is, stel ik voor aan alle vrouwen die dit behoeven, en wier kleeding fonds zulks toelaat, een doek te verstrekken, die zij om het hoofd dragen kunnen.

De zodanige daarentegen die niet vlijtig zijn, of wier klee­ding fonds dit niet permitteerd een gemeene zwarte kap te doen verstrekken. De eerste kost 15 stuivers, een kap 5 dito.

Er zijn thans 20 invalides mans, en 55 invalides vrouwen in het gestigt.

Hier omtrend moet een afdoende maatregel genomen wor­den, want arbeiden van belang kunnen zij niet.

Bejaarde lieden gebrek te laten leiden, gaat even min.

Voor deeze menschen be­hoorden buitengewoon betaald te worden.

De Minister heeft mij dit zelve geproponeerd, aan ieder dezelve behoord 15 stuivers in de week te worden geakkordeerd. Dus kost zulk een mensch ƒ39- aan de Maatschappij. Laat men ons in plaats van ƒ35- voor een invalide ƒ45- a ƒ50- betalen dan kan dit gevonden worden.

Den invloed die zulk een getal van invalides heeft, op een menigte van aange­leegenheden zijn ongeloofelijk, en dus moet ik op het dringendst hier omtrent voorziening verzoeken.

Er is nog slegts een wijkmeester van de 1 klasse aan de Schans. Het regle­ment bepaald er twee.

Ik stel mits dien voor, de wijkmeester Alle Jans Wijkstra, die zich zeer verdienstelijk maakt tot wijkmeester van de 1 klasse te bevorderen.

De dochter van Bosch uit de kolonie N1 voor circa 2 jaren van hier naar de Ommer­schans verwezen, zijnde uit hoofde dat zij zwanger was, bij de jonge Klaver meede kolonist alhier, die destijds haar niet trouwen kon, uit hoofde dat hij in dienst was, heeft thans zijn tijd uitgediend, en verzoekt haar te mogen trouwen.
Ik stel voor beide te ont­slaan, de eene uit de vrije kolo­nien, de ander uit de Ommerschans, ten einde hun gelegen­heid te geven van t huwen.

Nog moet ik de Kommissie informeren dat de Generaal Mey­er aan de officier aan de Schans gestatio­neerd last gegeven heeft, om geene orders van de Kapitein Hoff te obeideren, dan die schriftelijk gegeven worden.

Dit schijnt een zonderlinge dwars drijverij te zijn van dien man en kan in honderd omstandigheden onuitvoerelijk zijn.

Neem eens bij oproer of diergelijks. Als men dan tusschen deze kna­pen in staat, heeft men wezentlijk geen tijd om naar huis te gaan en orders te schrijven.

Ik stel derhalve voor dat de Permanente Kommissie genoemde Generaal aanschrijft, dat zij met leedwezen van dit vernoomen heeft en het haar toeschijnt te strijden met de aangelegendhe­den van het gestigt, en onze belang.

Dat zij derhalve hoopt dat hij daar in wel verandering zal gelieven te maken of zo daar toe de authorisatie van Zijne Majesteit den Koning nodig mogt zijn, dat zij die dan zeer bereid is te vragen en zich durft te vleij­en dat die geenzins zal worden geweigerd. Ik gebruik de vrijheid neffensgaande concept besluiten aan de overweging der Permanente Kommissie betrekkelijk de voorgestelde pun­ten te onderwerpen.

Bijgevoegd zijn twee concept-besluiten. Het eerste over de verdiensten en desertie, het tweede over de kleding in de Ommerschans. In het eerste worden de verdiensten voor iedere kolonist verplicht gesteld op:

12 centen voor het Administratie Fonds
2 licht
25 kleeding
10 wasschen
10½ reserve Fonds
40½ weekelijksche voe­ding en
50 winkel kaartjes
──────
ƒ1,50 totaal
══════

Ten aanzien van alle die minder verdienen mogt als ƒ1,50 blijven de bestaan­de bepalin­gen in kragt, gelijk ook ten aanzien van alle meerdere verdiensten.

In geen geval echter zal de totale verstrekkin­gen per week voor het onder­houd in het ges­tigt ƒ1- per hoofd te boven gaan en zal de arbeid daar naar worden geregeld volgens het 2e artikel van het besluit gen. 22 maart 1823.

In een concept-brief aan de Gouverneur van Overijssel staat onder meer: … dat onder andere met de beurtman van Zwolle een vrouw en een kind, in hunne bedelaars koloniale kleeding naar Amsterdam zijn vertrokken en te Hasselt en Zwartsluis verscheiden gedeserteerde bedelaars gepasseerd zijn. Alle gemeentebe­sturen worden opgeroepen om hunne pogin­gen te verdubbelen om meede te werken ter bevordering van het heilzame oogmerk van Zijne Majesteit.

Frederiksoord den 29 april 1823
J. van den Bosch

P.S. de Permanente Kommissie gelieve gun­stig stijl en schrift te verontschul­digen, laten­de de tijd niet toe dit stuk overteschrijven.