6 mei 1823, de directeur doet verslag

Op 6 mei 1823, invnr 65, schrijft de directeur der koloniën over een door hem afgelegd bezoek aan de Ommerschans. Op de brief is dat samengevat als: ‘Geeft berigt van zijne bevinding der Ommerschans, en van het linnen der hangmatten en beddelakens aldaar.’

Wijders heb ik het genoegen de Permanente Kommissie te informeren, dat ik gisteren van de O.S. ben terug gekeerd en daar even als den HEdGest Heer 2e Adsessor de zaken in een goede staat heb bevonden.

De 101 morgen rogge staat daar uitmuntend, 50 a 60 morgen zijn met aardappelen bepoot, 10 morgen met vlas bezaaid enz.

De desertie heeft geheel opgehouden, het zij door de meerder verstrekking van levensmiddelen en geld, of door de veldwagters ingevolge de laatste besluiten der Permanente Kommissie;

de inwendige order en proprieteit heerst in het instituut, de geemployeerden doen hun pligt, de administratie alleen is eenigzints ten achteren, hoewel op een geregelde voet.

De menigvuldige bezigheden van den Heer Adj. Direkteur von Hoff hebben daartoe bijgedragen;

de beddelakens daaromtrent voor eenige tijd is gekorrespondeerd, zijn niet zoals het schrijven van genoemde Heer von Hoff deed vrezen, het alhier behandelde laken heeft alle fatiges behoorlijk doorgestaan.

Ook aan de Ommerschans zelve heeft men dit vermoedde kwaad slegts bij eenige gevonden. Het komt mij derhalve voor waarschijnlijk te zijn dat misschien die lakens zijn verstikt, het is ook mogelijk dat een stuk linnen reeds vroeger had geleden;

de hangmatten welke mede als een minder kwaliteit dan een vroeger bezending waren opgegeven heb ik gevonden te zijn – naar mijne kennis van zaken – iets ligter of fijner op het gevoel, maar daarom niet minder goed.