23 juni 1827, contract extra vergoeding invaliden

Bron: Drents Archief, toegang 0186, invnr 1440 & invnr 1601

Zijne Excellentie de minister van binnenlandsche Zaken ten eenre
en de permanente commissie van de maatschappij van weldadigheid ten andere zijde
overwegende de noodzakelijkheid der vergoeding aan de maatschappij van de kosten van onderhoud der Bedelaars en Weezen, Vondelingen en verlatene Kinderen, welke, als zijnde door ligchaamsgebreken of zwakheid geheel of gedeeltelijk onbekwaam tot den kolonialen veld- en fabriekmatigen arbeid, strijdig met de bestaande kontrakten, om bijzondere redenen in de etablissementen der maatschappij zijn toegelaten geworden en daar uit thans niet wel kunnen worden ontslagen of elders overgebragt.
En willende tevens beproeven of tegen zoodanig eene vergoeding van onderhoudtkosten, de reeds aanwezige en verder door het Gouvernement optezenden Bedelaars, Weezen, Vondelingen en verlatene Kinderen en alle andere behoeftige personen en huisgezinnen, bij het kontract van den 16/19 juny 1826 bedoeld, tot het daarbij uitgedrukte getal toe, welke uit hoofde van gebreken of zwakheid geheel of gedeeltelijk tot den arbeid onbekwaam zijn, in die stichtingen zouden kunnen worden verpleegd.
Zijn, de eerste onder approbatie van Z.M. de Koning, en de tweede als daartoe geautoriseerd door de Kommissie van Weldadigheid, overeengekomen aan het laatste tusschen elkander aangegaan kontract van 16/19 juny 1826 de navolgende uitbreiding te geven.

Art. 1
De Maatschappij van Weldadigheid zal de in haar Etablissementen aanwezige Bedelaars, Wezen, Vondelingen en verlatene Kinderen, die door ligchaansgebreken of zwakheid geheel of ten deele buiten staat zijn om met kolonialen arbeid hun onderhoud te verdienen, daarin blijven verplegen, en zoo mogelijk door alle aanmoediging tot werkzaamheid, en eigen onderhoud bekwaam te maken. zij zal ook alle zoodanige personen en huisgezinnen verder bij het kontrakt van 16/19 juny 1826 bedoeld, die het Gouvernement goedvinden zal als nog te doen opzenden tot aanvulling voor het getal voor welker plaatsing gecontracteerd is, in haar etablissementen opnemen, verplegen en opleiden, niettegenstaande dezelve door ligchaamsgebreken of zwakheid, geheel of gedeeltelijk tot den arbeid ongeschikt mogten zijn.

Art. 2
Het Gouvernement zal voor de geheele verpleging van de bij het vorige artikel bedoelde personen, boven en behalve de gewone bestedingssom en kosten van vervanging bij art. 5, 8 en 9 van het kontrakt van 16/19 juni 1826 bedongen aan de Maatschappij, in halfjarige termijnen op 1e Juny en 1e december van elk jaar, betalen als
Voor de Weezen, Vondelingen en verlatene Kinderen dertig gulden (f 30:-) ’s jaars voor elk kind beneden de dertien jaren oud bij de aanvang van den halfjarigen termijn, als welke ouderdom gemakshalve tot maatstaf voor het getal tot den arbeid onbekwamen onder de kinderen, door partijen wordt aangenomen.
En voor de Bedelaars en alle andere personen buiten de Wezen, Vondelingen en verlatene kinderen, zevenendertig gulden vijftig cents (37,50) ’s jaars voor elken geheel of gedeeltelijk tot den arbeid onbekwamen persoon, en zulks op daarvan door de permanente kommissie van weldadigheid voor het eindigen van elken termijn aan Zijne Excellentie den Minister in te zenden lijsten met opgave der redenen van elks ongeschiktheid.

Art. 3
Krankzinnigen worden van de overneming uitgesloten, terwijl ook zij die in de inrichtingen krankzinnig worden, dezelve zullen moeten verlaten.
Blinde Weezen, Vondelingen of verlatene kinderen zullen mede aan de overneming uitgesloten zijn en bij ontstane blindheid worden teruggenomen.

Art. 4
Van Bedelaars en andere personen, die blind of met ongeneeslijke gebreken of kwalen behebt zijn, als ook voor Weezen, Vondelingen en verlatene kinderen met zoodanige gebreken (blindheid uitgezonderd bij artikel 3) waardoor die allen voor altijd en ten eenenmale ongeschikt zijn tot eenigen kolonialen arbeid, wordt in plaats van de sommen bij artikel 2 vermeld vijftig gulden (f 50:-) ’s jaars per hoofd bedongen, op de wijze bij artikel 2 omschreven, aan de Maatschappij te betalen.

Art. 5
De verpleging van de tot den arbeid geheel of gedeeltelijk ongeschikte Bedelaars, zal geschieden in afzonderlijke, van die voor de werkvatbaren afgescheidene zalen of gebouwen te Ommerschans, Veenhuizen of waar de Maatschappij anders nog een bedelaarsgesticht mogt doen daarstellen.

Art. 6
De Permanente Kommissie van Weldadigheid verbindt zich, de bij het vorig artikel bedoelde lokalen en de huishouding van de daarin te verplegen personen zoo veel mogelijk interigten op den voet bij het besluit van den 12 October 1825, No 176, voorgeschreven, namelijk voor zoo verre zoodanige inrigting niet reeds in de Bedelaars Etablissementen der Maatschappij bestaat, of dezelve overeentebrengen zal zijn met de verschillende soort van werkzaamheden, die aldaar meerendeels uit veld-arbeid bestaat, en overigens met uitzondering van de voeding, die in plaats van de bij dat besluit voorgeschrevene, zijn zal voor een volwassen persoon
Middag eten 1 1/2 Ned. kan soep
Avond eten 1/2 idem
met 3/4 Ned. pondtekentje aardappelen.
En daarenboven nog daags 1/2 Ned. pondtekentje aardappelbrood zoo als dit in al de kolonien der Maatschappij gegeten wordt, zullende de soep bestaan voor
15 kannen of tien volle middagportien uit
3/4 Ned. pondtekentje vlees
1 1/4 idem Gort, erwten of meel (niet meer dan twee malen ’s weeks hetzelfde)
4 idem aardappelen
2 idem groente (die het saisoen oplevert)
1/8 idem zout
en de benoodigde peper
te zamen 8 1/8 Ned. pond zijnde cica één Ned. pond ongekookte bestanddeelen voor elke portie.
En voor nog niet volwassene of kinderen naar eene behoorlijke evenredigheid.
Zullende overigens de kleeding gepast, toereikend en warm zijn.

Art.7
De permanente kommissie van weldadigheid verbindt zich bovendien nog alle voorstellen van Zijne Excellentie den kontraktant ten eenre ten aanzien der verdere bij het vorig artikel niet genoemde punten voor huishouding en bestuur der invalide bedelaars te zullen volbrengen, welke bij het besluit van 12 oktober 1825 No 176 voorgeschreven, bevonden zullen worden met de inrigting van lanbouwende kolonien eenigermate te kunnen stroken.

Art. 8
De huishouding van de invalide weezen, vondelingen en verlatene kinderen zal dezelfde zijn als van die welke reeds in de etablissementen zijn overgenomen, blijvende overigens alle bepalingen van het laatst vorig kontrakt van 16/19 juny 1826, die bij deze overeenkomst niet uitdrukkelijk zijn gewijzigd, in stand.

Art. 9
Dit kontrakt wordt geacht ten aanzien der bedongene vergoedingskosten bij art. 2 en 4, met 1e january 1827 een aanvang te hebben genomen, en zal voorloopig slechts gedurende twee jaren en dus tot ultimo december 1828 van kracht zijn, als wanneer de Permanente Kommissie, in het geval dat de bedongene sommen onvoldoende mogten zijn voor het onderhoud der bij dit kontrakt bedoelde personen, daarvan behoorlijk en ten genoege van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, zal doen blijken, om vervolgens de hoegrootheid der vergoeding nader tusschen elkander bepaaldelijk voor het vervolg te regelen.

Aldus dubbeld gedaan, gesloten en geteekend te ’s Gravenhage den 23e juny 1827, en te Brussel,
Faber van Riemsdijk, Sluiter en J van den Bosch

Uit krachte der autorisatie, vervat bij het Koninklijk Besluit van den 17e Augustus 1827 No 124, wordt het vorenstaande contract door den ondergeteekende Minister van binnenlandsche Zaken, ambtshalve mede onderteekend, en alzoo in naam en vanwege Zijne Majesteit den Koning tot de definitieve sluiting van hetzelve toegetreden; echter niet anders dan onder de wijzigingen, of bijvoegingen, bij het opgenoemde Koninklijk Besluit vermeld, en in zoo verre de Permanente Commissie van de Maatschappij van Weldadigheid zich bij eene nadere verklaring met die wijzigingen of bijvoegingen zal komen te vereenigen.

Brussel den 22 augustus 1827, de minister voornoemd,
handtekening

De Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid verklaart zich geheel en al te vereenigen met de nadere bepalingen, bijvoegingen of wijzigingen omtrent het voorenstaande kontrakt in Zijne Majesteits Besluit van den 17e Augustus 1827, No 124, vervat, als waren die in het kontrakt zelf opgenomen.

’s Gravenhage, den 1 september 1827,
J van den Bosch, Faber van Riemsdijk, Sluiter