23 december 1822, voorwaardelijke grondaankoop

Op maandag 23 december 1822 schrijft Johannes van den Bosch vanuit Frederiksoord aan de ambtelijk secretaris van de Maatschappij Willem Anthonie Ockerse, invnr 63:

Frederiksoord den 23 december 1822

Amicissime!

De clausule welke ik geapproprieerd heb is daar toe betrekkelijk, dat daar de Heer van Dedem het twijfelachtig steld of de Heeren Vos van Steenwijk en Steenbergen hunnen gronden zullen afstaan, en deze midden in het vierde blok gelegen zijn.

Het zou kunnen gebeuren dat de koop door van Royen met van Dedem gesloten voor de Maatschappij niet zo voordeelig uitviel als men anders regt heeft te verwagten.

Beide zijn slimme kna­pen. Steenbergen namentlijk en Vos van Steenwijk, kogten wij de overige gronden in deze niet zo zonder wij naderhand hunne percelen a tout pris moeten acquireren om slechts gebruik kunnen maken van het ge­kogte.

Van Dedem is om geld verlegen en kan derhalve beter met hun dan wij handelen.

Daarom wenschte ik het kontrakt geappro­beerd te zien met deze clausule: De Perma­nente Kommissie approbeerd het kontrakt onder voorwaarde dat de hoeveelheid grond die zij met inbegrip van het veen volgens het kontrakt verkrijgen zal ten minsten 300 mor­gen aan een stuk bedraagd.

Na aflegging onzer vriendelijkste groeten aan de famille en waarde vrienden, met onze beste wenschen voor het nieuwe jaar blijf ik

TT
VdBosch

P.S. het artikel der koper slaat hier op. De Heer van Dedem namentlijk verkoopt zijn veen tegen ƒ42-(?) bij v.b. even gelijk de anderen hunne gronden. Zo de anderen hun­ne gronden niet verkiezen aftestaan dan zou hij zijn veen alleen tot die prijs moeten ge­ven. Het zelve intusschen is ƒ275- per mor­gen waardig.
Zo hij derhalve de anderen de gronden niet kan afkopen kan hij het engage­ment met de Maatschappij niet volhouden. Hij moet namentlijk de gronden van de anderen kopen tegen ƒ30- als dan waart(?) zijn ƒ12- per morgen en hij moet 3 a 4 hondert mor­gens leveren om voor zijn veen schadeloos gesteld te worden.
Hij bedingt derhalve dat zo hij onver­hoopt deze gronden niet mogt bekomen kunnen, hij in dat geval van de koop ontslagen is en in die zin moet het woord verkoper in plaats van koper gesteld worden.
Mij dunkt men kan dat in de clausule van approbatie inserte­ren dat door dit woord koper verkoper verstaan moet worden.
Er moet toch bij de afstand een nader kon­trakt worden opgemaakt, wij verliezen anders te veel tijd bij de correspondentie.