10-15 april 1822, de Franse vertaling van het bestek

Omdat er in de Zuidelijke Nederlanden (België) te zijner tijd ook een bedelaarsgesticht moet komen, stuurt de permanente commissie het van Johannes van den Bosch gekregen bestek daarnaartoe. Op 10 april 1822, invnr 61, schrijft Benjamin van den Bosch, directeur van de Maatschappij van Weldadigheid in de Zuidelijke Nederlanden:

Brussel den 10 april 1822

Ik heb de eer de Permanente Kommissie de receptie te accuseren van het ontwerp ter vestiging eener bedelaars kolonie in de Noor­delijke Provincien.

De Kommissie van Weldadigheid hier, doet het in het fransch over­brengen, en zal, hoop ik, er een doelmatig gebruik van ma­ken. In de loop der aanstaande week zal met de ontginning in de nabijheid van Hoogstra­ten een begin gemaakte worden.

Ik ben de Perm: Kommissie voor hare goedheid zeer erkentelijk en verblijf steeds met de meeste hoogachting

Haar onderdanigste Dienaar
BvdBosch

 

Maar er is geklungeld met het bestek, zie hier, en dat meldt de permanente commissie. Zodat Benjamin van den Bosch op 15 april 1822, ook invnr 61, schrijft:

Ik heb zo even den brief van de Permanente Kommissie, waarbij zij verzoekt “dat met de fransche vertaling van het ontwerp ter vesti­ging van bedelaars, om daar bij opgegevene redenen, geen voortgang gemaakt worde” ontvan­gen.

Ik heb hier van dadelijk de Kom­missie geinformeerd, en daar ik nog heden naar Hoogstraten vertrek, zou het haar bijzonder aangenaam zijn, wanneer de Permanente Kommissie de goedheid wilde hebben het verbeterd plan aan onderstaand adres te willen zenden.

In haast.

Adressere aan de Kommissie van Weldadig­heid te Brussel
aftegeven op het stadhuis

 

Ik neem aan dat Benjamin van den Bosch enkele dagen later het verbeterd bestek zal hebben ontvangen. Of er ook echt gebruik van is gemaakt weet ik niet, maar het verklaart in ieder geval hoe het komt dat dat bestek is teruggevonden in het Rijksarchief in Brussel, zie hier.