Weitzel, employé

Weitzel is in 1820-1821, de periode dat de bedelaarskolonie nog niet bestaat en ter plekke alleen de strafkolonie gevestigd is, een tijdje op proef als spinbaas.

Op 3 november 1820 melden de notulen van de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 38):

Adjunkt Direkteur Visser, Ommer­schans, 1 november. Meldt dat de zoon eenes fabrikants in wollen stoffen te Oldenzaal, die hem als zeer geschikt voorkomt, en bekend is met de wolspin­nerij en weeverij, maar niet met de vlas spinnerij, genegen is de post van onderbaas in de Ommerschans uit te oefenen, en voorstelt, één, twee of drie maanden, tegen een door de P.K. te bepalen dédomagement, naar mate zijner be­kwaamheden, provi­sioneel die functie waartenemen, mits ten minste één maand te voren gewaar­schuwd wordende.
Besloten te schrij­ven dat die jonge­ling, zoo spoedig mogelijk kan worden aangenomen; met kennisgeving dat hij zoo spoedig doenlijk naar de Ommer­schans overko­me.

Op 25 mei 1821 schrijft directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 57):

Verder heb ik de eer de Permanente Kommissie te rapporteren, dat de provisionele spinbaas Weitzel van de Ommerschans, door den heer Direkteur der fabrieksmatigen arbeid, onbekwaam geoordeeld zijnde, tot het waarnemen van dien post, uit hoofde hij geen der minste iever of activiteit betoonde, noch eenige rekenkundige of administrative kennis bezat, met voorkennis en advijs van ZijnHoogEdGestrenge den Heer 2e adsessor uit den dienst der Maat­schappij is ontslagen, en aan hem voor zijne gedane dienst is uitbetaald vijf gulden per week.

NB: den Heer 2e adsessor = Johannes van den Bosch