Johannes Machiels, employé

Een nieuwere en verbeterde versie van deze pagina staat op www.schackmann.nl

 

Johannes Machiels(e) is van september 1825 tot oktober 1827 boekhouder van Ommerschans buiten.
Hij wordt met naam genoemd in De bedelaarskolonie op blz 267-269.

Hij dankt zijn dienstverband aan de bemoeienissen van de kapitein-commandant van het korps mariniers, die zich het lot van de ‘ongelukkige’ sergeant-majoor aantrekt. Hij schrijft op 15 maart 1825aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 72):

Terwijl opzichtelijk het bij opgemelde UWelEdGe­strenge missive aan mij voorgedragene, of ik zoude wenschen de ongebruikte plaatsingen van huisgezinnen, uit de kontributie van het Korps Mariniers, steeds disponibel worde gehouden om bij voorko­mende gelegenheid daarvan gebruik te maken voor huisgezinnen van bejaarde zeelieden; ik de eer heb UWelEdG. te informeeren, dat aangezien er op dit ogenblik bij mijn onderheb­bend korps geen zoodanig geval bestaat en onzeker of zal komen te bestaan waardoor in het vervolg met goed gevolg gebruik zoude kunnen worden gemaakt van het ten dezen door UWEdG. vriendelijk gedaan aanbod, de beschikking over de zodanige plaatsingen door mij, aan de Permanente Commissie geheel wordt overgelaten, terwijl het mij daarentegen hoogst aangenaam zoude zijn gebruik te mogen kunnen maken van het ten slotte Uwer WEGestr. welge­melde missive vriendelijk aangebode­ne om een of andere Onderofficier of geschikt gewezen militair met eenig emploi in de kolonien der Maatschappij begunstigt te zien, in welk geval ik tot dat einde de eer heb aan UWEdGestr. voortedragen, den ongelukkig bij mijn onderhebbend korps zich bevindende sergeant majoor Machielsen denwelke gerustelijk aan de Permanente Kommissie als een zeer ordentlijk sujet kan aanbeveelen, schrijvende een zeer goede hand, en bezit tot de militaire administratie bijzonder veel ge­schikt­heid.
Dit gunst bewijs Mijne Heeren houde ik mij overtuigd, da niet alleen het grootste gevoel van erkentelijkheid, bij het gantsche korps waarover ik eer heb het bevel te voeren, te wege zoude brengen, maar ook bijzonder tot eene vernieuwde aanmoediging zoude strekken, tot het meer en meer bijdragen tot instandhouding en den bloei, eener voor het welzijn onder natuurgenoten zoo heilzame strekking, waarvan de inrigting der Maatschappij van Weldadigheid boven al, als het doel moge worden beschouwd.

Blijkbaar reageet de Permanente Commissie positief en vraagt zij nadere inlichtingen, want op 20 maart 1825 schrijft kapitein-commandant Ziervogel van het korps mariniers aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 72):

Dezen Onderofficier, welken om geene andere reden dan deszelfs bij opgemelde staat beschreven physiq gestel, tot den activen militairen dienst niet meer geschikt kan worden geoordeeld, en niet lange genoeg gediend hebbende, om eenige aanspraak te kunnen maken op eenig pensioen of gagement, door het bekomen van zijn ontslag uit den dienst buiten eenige middelen van bestaan gesteld zijnde, welligt tot den bedelstaf zoude kunnen geraken, neeme ik de vrijheid op nieuw aan UWEG. als een zeer ordentlijk persoon en van een goed moraal aan te beveelen.
Terwijl ter informatie van UWEG. de eer heb te doen dienden dat, wanneer door UWEG. zal mogen zijn verzekerd dat de voornoemde sergeant majoor Machielse met eene plaatsing te Frederiksoord, alwaar volgens het gevoelen van den chirurgijn majoor van dit korps, zijn verblijf, uit hoofde der luchtgesteldheid welligt een middel zoude kunnen zijn tot herstel van dezelfs rheumati­schen pijnen, zal worden begunstigd, ik als dan aan denzelve het paspoort zal doen uitreiken en vervolgens de eer zal hebben hem ter disposi­tie van UWEG. te stellen.

Bijgevoegd is een door Machielse zelf geschreven staat van dienst:

De ondergetekende Johannes Machielse geboren te Vroonhove (bij Maas­tricht) den 25 september 1792 thans diendende bij het korps mariniers als sergeant majoor, verklarende ongehuwd en voor zijn indiensttreden zonder beroep te zijn,-

In fransche dienst
Dienst genomen bij het 2e regiment dragonders den 8 januarij 1810
geincorporeerd bij het 25 regiment van dat zelfde wapens 8 july 1810
bij de omwenteling als vreemdeling gepasporteerd in 1814
de veldtogten in Spanje bijgewoond in de jaren 1812 en 1813

In Nederlandsche dienst
Dienst genomen als soldaat bij het voormalige 16 bataillon
infanterie van Ligne den 16 april 1814
bevordert tot korporaal den 29 juny 1814
overgegaan bij het 35 bataillon infanterie nationale militie
behorende tot de 16 afdeeling infanterie 29 juny 1815
bevordert tot sergeant den 1 juny 1816
gepasporteerd den 31 maart 1819
dienst genomen als sergeant bij het korps mariniers den 21 mei 1819
bevordert tot sergeant-majoor den 25 october 1819

Physique gestel
Uit hoofde van rumatique pijnen in de beenen en voeten en hier door ontsta­ne optrekking der spiren in de armen niet in staat om groote fatigues te kunnen ondergaan, doch van verdere lichaams gesteldheid gezond en hier door in staat om administrative werkzaamheden waar te nemen
Rotterdam den 20 maart 1825 Machiels

Hij wordt aangenomen. Op 1 april 1825 schrijft Machiels aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 73):
Ik heb de eer UWelEdele Gestrenge kennis te geven, dat ingevolge UWel­Ede­le Gestrenge missive van den 24 maart ll. no. 1112 mijn vertrek naar de kollonie Frederiksoord zal plaats hebben op morgen den 2 dezer.

Men is tevreden over zijn werk. Op 21 april 1825 schrijft directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 73):

Eindelijk geef ik mij bij deezen gelegenheid het genoegen de Perma­nente Kommissie te informeren, dat de geemploijeerden op het Algemeen Bureau Bertrand en Machiels aan de verwagting schijnen te zullen beant­woorden.

Maar Machiels zelf is niet tevreden. Op 28 april 1825 schrijft Johannes Machiels aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 73):

Ingevolge vaste verzekering van den WelEdelGest. Heer Kapitein ter zee Ziervogel mijnen voormaligen kommandant, namentlijk dat ik in dienst der Maatschappij zijnde genoegzaam in de behoeften tot mijn onderhoud zoude kunnen voorzien en thans ondervindende dat mijn salaris op ƒ4-” s weeks bepaald zijnde, het zelve niet toereikende is om in alle mijne noodwendige behoeftens te kunnen voorzien, vermits het zelve slechts voldoende is om te strekken tot voldoening in huisvesting, voeding, waschloon etc. Zoo dat er mij geen penning overig blijft om tot onderhoud mijner kleeding stukken te kunnen strekken.
Mij hier over bij den WEGest. Heer Direkteur W. Visser vervoegd hebbende heeft ZWEGest. mij verzekerd dat mijn salaris bepaald was op ƒ4-” s weeks tot zoo lang dat ik volkomen met de administratie der kolonien bekend was, waar na het zelve met ƒ1-” s weeks zoude verhoogd worden, tot dat men mij eindelijk in de een of ander kolonie als boekhouder zoude plaatsen, en als dan een salaris van ƒ7-” s weeks genieten zoude.
Ik zoude mij gaarne met dit vleiend vooruitzicht troosten zoo niet mijne kleding in dien tusschentijd tot eene onvoegelijken staat wierden gebragt.
Zoo neem ik met verschuldigde eerbied en toestemming van den WEGest. Heer Direkteur de vreiheid het voormelde ter kennis der Permanen­te Kommissie te brengen ten einde hier in op eenigerhande wijze goedgun­stig moge worden voorzien.

Directeur Visser licht dit toe in een brief dd 10 mei 1825 aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 73):

Den geemploijeerde Machiels had ik reeds vroeger beloofd zoo dra moogelijk tot een bepaald en meer voordeeliger post te zullen voordra­gen, om dat het mij bij de kennis geving van zijn aanstaande komst in de koloniën door de Permanente Komm. wel is voorgekomen dat dit haar aangenaam zijn zoude: twee redenen bestaan er waarom hier aan nog geen gevolg is gegeven; vooreerst dat Machiels, hoe wel niet onkundig in de administratie en vrij accuraat, nog slegts langzaam werkt; en ten tweeden dat de geemploi­jeerde Poulie, welke meerder bekwaamheid heeft en vroeger geemploijeerd is, naar ons inzien diende voor te gaan, ten einde de ambitie niet weg te neemen. Ook hierover bij mijnen volgende nader. Wij zullen intusschen Machiels zoo veel mogelijk tot een bepaald emploij opleiden en bij de eerste behoefte voorstellen.

Een week later, op 17 mei 1825 meldt directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 73):

De geemploijeerde Bertrand zal deeze week als provisioneel maga­zijnmeester naar het 2e etablissement te Veenhuizen vertrekken, terwijl Machielse zich tot boekhouder buiten bekwaam maakt, om zodra de omstan­digheden zulks vorderen daar toe te kunnen worden geemploijeerd;

Intussen zir Machiels nog steeds voor vier gulden op het Algemeen Bureau en dat zal nog wel even duren, blijkens een brief dd 8 juli 1825 van directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 75):

: Door deeze bevolking zal het ook nodig zijn, dat een boekhouder aan de Direktie van het 3e etablissement wordt toegevoegd; intusschen is onder de geemploijeerden op het Algemeen Bureau niemand welke de vereischte bekwaamheden tot dien post bezit, en die tevens hier niet volstrekt vereischt wordt: zoo is bv. Machielse veel te langzaam en heeft geen ge­noegzaam vertrouwen op zich zelf om die betrekking te aanvaarden; Bergner staat met hem nagenoeg op dezelfde hoogte; beide zijn brave menschen maar slegts voor eene min moeijelijke betrekking bereekend;

Maar dan is het zo ver. Op 13 september 1825 besluit de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 961. NB: besluit is als kladje ook aanwezig, dan gedateerd 7 september, ook in invnr 961):

Besluit houdende benoeming en verplaatsing van koloniale geemployeerden 13 september 1825 N3

De Permanente Kommissie van Weldadigheid, willende voorzien in de vervulling der vacatures, ontstaan door de benoeming van H. Morrien tot geëmployeerde bij de Adjunct-Direkteur der administratie en van F. van Boven tot provisioneele boekhouder in kol no 3

heeft besloten:

Art. 1
Den boekhouder de Rooy van kol no 5 te benoemen tot boekhouder van de Ommerschans op een tractement van f 7- ’s weeks in te gaan met den dag waarop hij zijne nieuwe functie zal aanvaarden.

Art. 2
de geemployeerde van het algemeen bureau H. Mafchielse wordt benoemd tot boekhouder in kol no 5 op een wekelijksch tractement van f 6- in te gaan met den dag waarop hij zijn functien zal aanvaarden.

Art. 3
de geemployeerde van het algemeen bureau Bergner wordt provisioneel benoemd als boekhr der fabriek bij het 2e Etabl te Veenhuyzen, op het thans door hem genoten wordend salaris van f 4- ’s weeks.

Johannes Machiels wordt vermeld op folio 24 van het personeelsregister 1828-1834 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 997). Volgens die inschrijving is hij geboren op 25 september 1792 en is zijn geloofsovertuiging ‘roomsch’. Hij verdient f 312,– per jaar, waarvan f 247,– in zilver en f 65,– in koloniale munt (= zoals Machiels straks ook schrijft per week f 4,75 in geld en f 1,25 in verstrekkingen).

Johannes Machiels trouwt 5 augustus 1826 te NieuwLeusen met Anna Elisabeth Fenner.
(Historisch Centrum Overijssel, toegang 123, invnr 123.09345, gemeente: Nieuwleusen, huwelijksakte, aktenummer 8):
Datum: 05-08-1826
Bruidegom Johannes Machiels, geboorteplaats Vroenhoven (L)
Bruid Anna Elisabeth Fenner, geboorteplaats Homberg (Hessen)
Vader bruidegom Rendert Machiels, moeder bruidegom Ida Vos
Vader bruid Carl Franz Ludwig Fenner, moeder bruid Mariane Henriette Ernestine Schenck
Nadere informatie: bruidegom: 34 jaar, bruid: 31 jaar.

Maar over zijn bezolgiging blijft Johannes Machiels ontevreden. Op 30 augustus 1827 schrijft hij aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 86)

Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johannes Machiels, boekhouder van kolonie 5 te Ommerschans,
Dat hij zedert twee jaren voormeld emplooij voor een traktement van f 6.- per week heeft waargenomen en niet beter weet, of hij heeft in de uitoeffening zijner funciën de meeste nauwkeurigheid en activiteit aan den dag gelegd, terwijl hij niet geloofd dat een zijner voorgezetten iets op zijn gedrag zal hebben aantemerken;
Dat intusschen zedert dat door geene verdere uitbreiding der kolonisatie de hoop op avancement bij de Maatschappij vervallen is en de uitbetaling van zijn traktement gedeeltelijk in produkten, bestaande in 18 oude ponden aardappelenbrood, vier oude ponden boekweitenmeel, en een half mudde aardappelen, geschied, zijne uitzichten zoo wel als zijne middelen van bestaan merkelijk verminderd zijn, door dien hij van ?? traktement maar f 4.75 in geld ontvangt, kunnende hij de hem toegedeelde produkten niet consumeren, en het grootste gedeelte derzelven ook niet verzilveren of verruilen.
Dat hij requestrant in het afgelopen jaar van den WelEdele Gestrenge Heer Ziervogel, kapitein ter zee, kommandant van het korps mariniers de verzekering had ontvangen dat Zijn WelEdelGestrenge eene poging zoude aanwenden om zijn lot te verbeteren ingeval hij requestrant zich steeds noch zoo gedroeg, als hij vroeger bij het korps mariniers gedaan had; dat intusschen niettegenstaande de aanbeveling van gemelde kommandant om zoo eerder eenig regard verdiende, alzoo het korps mariniers jaarlijks een zeer ruime bijdrag levert, zijn toestand steeds dezelfde gebleven is; en daar hij op den duur zonder hoop en vooruitzigt op eenig verder avancement, van geene f 6.- per week kan bestaan vooral niet wanneer de betaling derzelve nog gedeeltelijk in produkten geschied, die hij niet in zijne huishouding kan verbruiken, heeft zich de requestrant, in de onaangename noodzakelijkheid gezien van niet alleen den Heer Direkteur der kolonien om zijn ontslag te verzoeken, in geval daar in niet mogt worden voorzien, maar zal hij ook wanneer onverhoopt de Permanente Kommissie mede zijn billijk verzoek om verhoging van traktement en uitbetaling van het zelve in zilver, van de hand mogt wijzen, verpligt zijn niet alleen bij gemelde aan den Heer Direkteur gedane verzoek te blijven persisteren, maar ook tevens zoo wel den kapitein ter zee Ziervogel, als ook het korps mariniers waar bij hij de eer heeft gehad te dienen van zijn wedervaren in dezen te berigten.
Hetwelk doende,
Machiels

Directeur Visser heeft het nu helemaal gehad. Op 21 september 1827 schrijft hij aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 87):

(…)
Al hetgeen den boekhouder Machielse in zijn hier nevens teruggaand rekwest, om vermeerdering van traktement en uitbetaling van hetzelve in zilver, ten aanzien van één en ander zoo als dit thans is rigt(?), is volkomen met de waarheid overeenkomstig; dan het is ook niet minder waar dat Machielse hier in slegts gelijk staat met alle andere geemployeerden, dat dit bij hem zoo min als bij iemand hunner eenige reden van klagen kan geven, wijl bij het aanvaarde hunner bediening de voorwaarde der uitbetaling gedeeltelijk in producten bestond; dat die weinige producten welke thans aan de geemployeerden worden verstrekt geen nadeel van eenig belang kan veroorzaken, wijl het zodanige producten zijn, die in elke huishouding onmisbaar kunnen worden gerekend; dat verder de bekwaamheden van Machielse verre zijn, van hem op vermeerdering van traktement, hetzij in zijne tegenwoordige betrekking of eenen van hogere rang aanspraak te geven, adsistent of hoogstens boekhouder van een etablissement buiten is alles wat aan hem kan worden opgedragen. Eindelijk komt mij de wijze waarop hij zijn verzoek aandringt zodanig ongepast voor, dat ik de Permanente Kommissie moet advyseren van daarop niet het minste regard te slaan, maar dadelijk zijn ontslag te verleenen, kunnende hij zeer gevoeglijk worden vervangen door den adsistent op het algemeen bureau Stokheimer, welke ik de eer heb daar toe bij dezen voor te dragen.

Johannes Machiels wordt ontslagen 3 oktober 1827.

Hij zal overlijden 14 mei 1835:

Gelders Archief, toegang 0207, invnr 2324, gemeente Wisch, overlijdensakte, aktenummer 39
Aangiftedatum: 15-05-1835
Overledene Johannes Machiels
Geslacht: M
Overlijdensdatum: 14-05-1835
Overlijdensplaats: Wisch
Partner Anna Elisabetha Fenner
Relatie: Echtgenoot van
Nadere informatie: geboorteplaats: Vroowenhove; oud : 42 Jaar; beroep ovl.: rijksambtenaar; beroep partner: zonder beroep