Hendrik Herman Zegers, bedelaar

Hendrik Herman Zegers maakt deel uit van het eerste transport Sepp dat vanuit Amsterdam, na een tocht met karren over de Veluwe, beschreven in De bedelaarskolonie p 139-142, Amstelodamum 1965 p 106 ev en de Star van april 1823 p 295 ev, zaterdag 15 februari 1823 op de Ommerschans aankomt. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.

Hendrik Herman Zegers krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 456. Volgens die inschrijving is hij geboren 10 februari 1769 te Eenrum, als zoon van Jan Jans en Jaantje Gerbens, en was zijn laatste woonplaats Amsterdam. Hendrik Herman Zegers is vijf voet, vier palm en vier streep lang, hij heeft een ?? aangezicht en een breed voorhoofd, blauwe ogen, een spitse neus, een kleine mond, ronde kind, bruin haar en als bijzonder kenmerk ‘2 vingers uit de regter hand’.

Hendrik Herman Zegers is een van de invaliden, genoemd in De bedelaarskolonie blz 142. Die vermelding is gebasserd op een brief dd 19 februari 1823 van directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 64). De volledige tekst van het betreffende gedeelte van die brief:

Nog ontvangt de Permanente Kommissie hier door berigt dat op den 15 dezer te O.S. zijn aangekomen 60 bedelaars van Amsterdam; nog geene nominatieve staat daar van ont­vangen hebbende, zal ik de eer hebben, die bij eene volgende intesluiten. Intusschen laat ik hier het berigt van de Heer Adj. Direkt. von Hoff dienaangaande volgen, en neem de vrijheid de Perm. Kommissie te verzoeken mij te willen elucideren, hoedanig met de daarbij vermeldde 5 personen te handelen; mijne opinie bestonde om die invalides bij open water of vroeger terug te zenden; daarbij voegende als mede betreffende betaling der rijskosten.
“Zestig bedelaars – zo schrijft von Hoff – zijn gister onder geleide van een kommissaris van policie van Amsterdam hier aangekomen; de overmati­ge aanbeveeling van eenige hun­ner en de zorgvuldige rangschikking, ten einde de invalides te verbergen, wekken mijn wantrouwen, en het bleek bij onderzoek door­de chirurgijn gegrond te zijn, namentlijk
1o Joh. Fr. Siekers, met een door fister­leuze gebreken volstrekt stijf aan armen en handen.
2o Kellerman, tonende veel hoger dan de opgegeven jaren, en zijnde door jichtknob­bels buiten staat om zonder geleide te gaan, met vrouw en kind.
3o Lammert Mooij, met eene uitgestrekte spina donti.
4o Harm Zegers, met een verzwakte regter hand,
5o Manche, zwaar astmatiek.
kunnen als buiten staat worden aangemerkt om in het gestigt hunner kost te winnen, en ik verwagt omtrent hun de beveelen der Direk­tie.

Maar Adjunctdirecteur Hoff komt daarop terug in een briefje gedateerd 4 juni 1823 dat door directeur Visser de volgende dag aan de Permanente Commissie wordt gezonden (Drents Archief, toegang 0186, invnr 65):
Bij de aankomst van het eerste transport bedelaars uit Amsterdam werden Lennaart Mooij N 444 en Hendrik Harmen Zeegers No 456 als gebrekkige menschen opgegeven. Zeedert en na het eerste onderzoek deeden bijde door uitsteekende goede wil zich als zedlijke arbeiders kennen.

Hendrik Herman Zegers wordt 10 maart 1824 ontslagen.

Maar volgens de index op de inschrijvingen keert hij later een keer terug en krijgt hij het bedelaarsnummer F 1759.