Jan Baptist Taelman behoort tot de groep van tachtig personen die op 3 november 1822 op de Ommerschans aankomen vanuit het gesticht van Kameren bij Brussel, het werkhuis van de provincie Zuid-Brabant, wier aankomst wordt genoemd op pagina 103 van De bedelaarskolonie. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.
Hij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief, toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 201.
—
Volgens die inschrijving is hij geboren 16 maart 1800 te Brussel. Hij is vijf voet lang, heeft een lang aangezicht en een dik voorhoofd, blauwe ogen, een brede neus, een kleine mond, een brede kin, donkerbruin haar en als bijzonder kenmerk ‘een wapen van binnen met twee harten geprikt op de linkerarm en op de borst een mans en vrouwd beeld met een hart’.
—
Op 20 april 1823 schrijft directeur Visser aan de Permanente Commissie (Drents Archief, toegang 0186, invnr 65):
Wijders heb ik de eer aan de Permanente Kommissie te doen geworden den brief van H:H: Burgemeesteren van Brussel, voor eenigen tijd van de Permanente Kommissie ontvangen; de moeite tot het optineeren van het daarbij gevraagde en nu bekomen attest van Burgemeesteren van Ommen en dien naam van den bedoelde kolonist, zijn oorzaken dat dit niet spoediger is gevolgd; te weten de naam van Jan Baptist Taelman was niet bekend, ten minsten niet bij de personen onder die jaren; Jan Baptist Trois moet volgens schrijven van den Heer von Hoff de bedoelde persoon zijn, daar hij zich somtijds naar de naam van zijn eigen vader Taelman, en dan weder naar den naam des tweeden mans zijner moeder Trois noemt, onder welk laatste naam hij dan ook overgekomen en bij ons bekend is.
—
In het kader van die naamsverwarring wordt Taelman met naam genoemd in De bedelaarskolonie blz 108.
Hij wordt ontslagen 8 september 1825.