Hendrik Tammerein, bedelaar

Volgens de index op de inschrijfregisters krijgt Hendrik Tammerein bij binnenkomst in het boek gemerkt D (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 424) het bedelaarsnummer 102 en zijn vrouw Anna Elisabeth Neebe krijgt nummer 105. Die inschrijvingen heb ik niet gezien, maar ik trof ze in een discussie over de ontslagvoordracht 1829.

De directie had hen op de concept-ontslagvoordracht gezet, maar de Permanente Commissie wil ze 30 maart 1829 eraf halen, want tezamen gerekend hebben ze niet meer dan een dikke negen gulden oververdienste. Men vraagt zich met name af waarom ‘de vrouw zoo veel schuld maakt, terwijl zij valide is’.

Directeur Visser antwoordt:
No 102 Hendrik Tammerein en no 105 Anna Elisabeth Neebe. Wat de schuld der vrouw aangaat, deze is door drievoudige desertie waarvan eene in December 1826 aan transport haar in rekening is gebragt ongeveer f 25suplesie op voeding en hospitaalkosten dewijl zij niet wilde werken en altijd voorgaf ziek te zijn veroorzaakt. Wat de man betreft deze is zeer goed in staat in de gewone maatschappij zijn onderhoud te kunnen verdienen al wierd hij dan ook onverhoopt buiten zijne vrouw ontslagen.

Bijgekrabbeld met potlood (wschijnlijk de eindbeslissing van de Permanente Commissie):
Blijven, tot dat de rekening der vrouw gelijk gemaakt is en zij nog oververdiensten daarboven zullen gemaakt hebben.
Aan de directie overlaten of de man een gunst zou kunnen worden bewezen, met hem in eene woning van arbeiders te Veenh. overteplaatsen, met zijne vrouw.

(Drents Archief, toegang 0186, invnr 1469)

Volgens de index op de inschrijvingen komt Anna Elisabeth Neebe later nog een keer op de schans en krijgt zij dan het bedelaarsnummer F 1878.