Adrianus Jacobus van der Spaa, bedelaar

De directeur der koloniën Wouter Visser schrijft aan de permanente commissie dd 5 augustus 1825, invnr 75:
De Heer Adjunct Directeur Harloff informeerd mij bij ZijnEd. missive dd. 1 dezer N822 dat dezelve heeft ontvangen, eenen brief van Heeren Hoofdbestuurderen van het bedelaarsgestigt te Hoorn, met een signalement van zekere Adrianus Jacobus van der Spaa, uit genoemd etablissement gedeserteerd; met verzoek tevens, om in geval gemelde van der Spaa, als bedelaar te Ommerschans mogt worden opgebragt, Hoofd-bestuurders daarvan te informeeren.
Dat weinige dagen na den ontvangst van dien brief de persoon van van der Spaa werkelijk als bedelaar werd aangebragt, door den schout der gemeente Havelte, provincie Drenthe, en verzogt mij te mogen weten hoedanig nu met die persoon te moeten hande­len;

bij ont­vangst van genoemde missive des Heeren Harloffs gereed zijnde na de Ommerschans te vertrekken, heb ik a costy goed gevonden te bepalen dat die persoon provisioneel in de Ommerschans zou blijven, tot tijd en wijlen ik dienaangaande van de Permanente Kommissie de nodige instructie zal hebben gevraagd en ontvangen, inmiddels Hoofdbestuurders kennis geven, dat de deserteur zich te Ommerschans bevind, en de schout van Havelte aanteschrijven dat de door zijne zorgen opgebragte bedelaar, vooreerst niet in mindering van het contingent van Drenthe zal worden gerekend, om de in deze bedoelde redenen.

Mij vleijende dat het in deze verrigte niet tegen de intentie der Permanente Kommissie zijn zal, wenschte ik wel te worden geinformeerd, of de meergenoemde van der Spaa door ons in alles als bedelaars-colonist moet worden beschouwd, en of hij ook in dat geval dan de directie van het bedelaars etablissement te Hoorn, wanneer die haren deserteur mogten reclameren, kan worden teruggegeven?

 

Blijkbaar besluit de permanente commissie dat Hoorn hem mag hebben, want op 20 augustus 1825, invnr 75 schrijft directeur Visser:

In antwoord op de missive der Permanente Kommissie dd. 18 dezer N485 met de mandaten en verder daar bij vermelde stukken, welke ik de eer had te ontvangen, is dienende

(…)

Dat de persoon van van der Spaa, heden door de direktie van het Hoornsche bedelaars instituut gereclameerd, uit de Ommerschans derwaarts vertrekt.

 

Volgens mij wordt hiermee bedoeld Adrianus Jacobus van der Spaen die als bedelaar is opgenomen met nummer D 808 en later met de nummers F 1077 en F 1965.