Johanna Margaretha Kap, bedelaar

Johanna Margaretha Kap maakt deel uit van het eerste transport Sepp dat op zaterdag 15 februari 1823 vanuit Amsterdam, na een tocht met karren over de Veluwe, op de Ommerschans aankomt, beschreven in De bedelaarskolonie p 139-142, Amstelodamum 1965 p 106 ev en de Star van april 1823 p 295 ev. Er is een lijst van alle deelnemers aan dat transport.

Zij krijgt in het boek gemerkt A (Drents Archief toegang 0137.01, archief van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans, invnr 422) het bedelaarsnummer 491. Er is geen tijd een signalement van haar op te nemen, want ze deserteert 22 april 1823.

Te Amsterdam wordt zij weer gegrepen en daarna komt zij voor in een brief van commissaris Sepp aan de Permanente Commissie dd 26 september 1823 (Drents Archief, toegang 0186, invnr 66, uit welke brief stukjes worden geciteerd in De bedelaarskolonie blz 201:

De personen die door mij als deserteur en desertrices uit de koloniën van de Maatschappij zijn aangehouden, zouden nu weldra vervoerd worden, om dan te gelijk bij die gelegenheid terug te nemen, de zoodanige welke daartoe gedestineerd zijn;
vooraf echter vind ik mij in gemoede verpligt Uw WelEd te verzoeken, dat het bestuur der Maatschappij, dat is de Perman. Komm. gelieft te bevelen, dat met betrekking tot de anders noodzakelijke kastijding, in dezen eene bijzondere exceptie plaats vinden, en alleen mag worden toegediend aan de twee bovenste van de lijst aan den voet dezes vermeld.

Deze twee aangehaalden hebben zulks, vooral de bovenste, zeer nadrukkelijke verdiend, terwijl de overigen, meer vrijwillig naar de Ommers. verzonden, gedwee en stil, met gehoorzaamheid en onderwerping, zich naar hunne lotsbedeeling beloven te zullen inschikken en voegen.

Mag ik UW WelEd tevens vriendelijk verzoeken, mij wel te willen opgeven: of niet de prijsbepaling voor het transporteren van deserteurs en desertrices is vastgesteld op 50 cents, voor ieder uur afstand, behalve een premie van drie gulden voor elk persoon, en of niet die afstand bij zomer en winter, te water en te land bepaald is op 36 uur?

De namen der deserteurs en desertrices zijn:
Alexander Kruid (word door kastijding goed)
Joh. Leon v.d. Burgh (reeds driemaal gedeserteerd)

Deze zeven worden ter verkrijging van gracie aanbevolen:
Elisabeth Kuultjes
Johanna Margaretha Kap
Jan Daniels
Maria Moor
Maria Mak
Cornelis Kaarting
Johanna Wimmens

Sepp maakt er nogal een rommeltje van. Joh. Leon v.d. Burgh en Maria Mak kan ik in de inschrijfregisters nergens vinden, die zijn volgens mij nog nooit in de Ommerschans geweest dus die kunnen ook nooit gedeserteerd zijn. Ze zullen ook niet bij de mensen zitten die Sepp kort daarop naar de schans brengt. De andere zeven wel, maar met Kuultjes bedoelt hij Keultjes, met Jan Daniels bedoelt hij Johan Daniel Entiaan, Kaarting moet zijn Kersting en Weimans moet zijn Wimmers. Voor de rest klopt het wel.

Johanna Margaretha Kap komt de Ommerschans weer binnen met de groep die zondag 12 oktober 1823 vanuit Amsterdam door commissaris Sepp op de Ommerschans wordt binnengebracht. Er is een lijst met alle deelnemers aan dat transport.

Ze krijgt dan in het boek gemerkt A het bedelaarsnummer 1198. Volgens die inschrijving is Johanna Margaretha Kap geboren 27 maart 1805 te Amsterdam, als dochter van Hendrik Matthijs Kap en Hendrika Speelman, en heeft zij het laatst gewoond in hetzelfde Amsterdam.
Ze is vijf voet en 1 palm lang, heeft een vol en blozend aangezicht en een hoog voorhoofd, blauwe ogen, een kleine mond, ronde kin, lichtbruin haar en geen bijzondere kenmerken.

Johanna Margaretha Kap behoort tot de groep, genoemd in De bedelaarskolonie blz 244, die op 23/24 mei 1825 als allereersten overgaan van de Ommerschans naar het tweede gesticht te Veenhuizen.

Haar inschrijving loopt door in het boek gemerkt F, maar dat heb ik niet ingezien.

8 augustus 2013, Wil Schackmann